Preek van 17 april 2016

Preek van 17 april 2016

Wijlen Willem Barnard, dichter van menige hymne uit ons officie, gaf jaren geleden een eigen-wijze vertaling uit van de Psalmen.

Psalm 23 vers 1, bijvoorbeeld schudde mij plots wakker. Want waar wij gewoonlijk bidden: “De Heer is mijn herder”, vertaalde hij: “Mijn herder, dat is de Heer!”. Het daagde me uit met de vraag: “Wie ís mijn herder? Door wié laat ik leiden? Wie geeft mij de uiteindelijke richting aan mijn doen laten? Om wie gaat het uiteindelijk in mijn leven? En dan is het antwoord van de psalm heel duidelijk: “God de Heer is de Ene naar Wie je je moet richten.” Of met de evangelist Johannes: “Mijn herder, dat is Jezus Christus. Hij gaat me voor. Hij toont mij de weg naar het leven, dat eeuwig is. Ooit heeft Hij aan mij gevraagd: “Heb je mij lief?” waarop ik heb geantwoord: “Ja, Heer, Gij weet dat ik U liefheb”. En elke dag biedt mij de kans om Hem dit antwoord te geven. In de meeste gevallen onbewust, enkele keren heel uitdrukkelijk. En niet met mooie woorden, maar door mijn concrete, dagelijkse leven. 

Misschien viel het ook jullie op dat we het deze vierde zondag van Pasen moeten stellen met slechts vier verzen uit het evangelie van Johannes. Een beperking die ons de kans biedt om met ons hart deze verzen te herkauwen en ze ons eigen te maken. Want wanneer het in ons leven om diepzinnige zaken gaat hebben we met heel weinig woorden genoeg. Deze versmalling heeft er echter voor gezorgd dat we de context missen waarin deze boodschap begrepen moet worden. Jezus bevindt zich namelijk in een conflictsituatie waarbij zijn joodse toehoorders eerst aarzelen om Hem te volgen en Hem vervolgens in een lang twistgesprek afwijzen. Een conflict dat zal aanzwellen tot zijn gevangenneming en de kruisdood. Tegenover deze achterdocht staat de welwillende houding van de leerlingen. Zonder vooroordelen gaan ze onbevangen in op zijn uitnodigende stem. Het is een bereidheid die heeft niets van doen heeft met de onmondigheid, de onnozelheid of het slaafse volgen waarmee wij meestal een zgn. arm schaap typeren. Het druist wel in tegen onze cultuur die het individu centraal stelt de helemaal autonoom en in volle vrijheid beslist over het eigen leven. Sinds de verlichting luidt het dan ook in alle toonaarden: zelfstandig zijn, van niemand afhankelijk, voor jezelf opkomen, zoveel als mogelijk je eigen ideeën en idealen uitbouwen. Zowel de geschiedenis als de actualiteit hebben ons echter de keerzijde van dit verhaal geleerd En het evangelie laat precies deze keerzijde zien. Wij zijn geen helden die het allemaal op eigen houtje aankunnen. Ons bestaan is broos en kwetsbaar. We hebben de ander nodig om niet eenzaam en hulpeloos te worden. In het evangelie gaat het bovendien om heel de mens, om de diepste mogelijkheid die in elke mensenhart leeft: om trouw en vertrouwen, om luisteren, om invoelen, om gehoor geven. Om het geloof dat men gekend is en geliefd wordt. Dat men bemind wórdt, steeds opnieuw en ondanks het aangerichte kwaad en de begane zonde. Om de diepe innerlijke gemoedsrust ook waarin dit geloof kan gedijen. Een innerlijke rust die we godsvertrouwen noemen. En precies over dit soort ‘kennen’ spreekt Jezus vandaag wanneer Hij zegt: ‘Ik ken mijn schapen en zij kennen Mij’ én ‘Ik geef hun eeuwig leven’. In de taal van de H. Schrift betekent ‘kennen’ een diepe sympathie tonen, een grote genegenheid betonen. En het zijn vooral de kleinen, de eenvoudigen van hart die de waarachtigheid van deze sympathie ervaren. Deze kleinen zullen eeuwig leven bezitten. Bedoeld is niet zozeer het leven na de dood, het hiernamaals maar een leven op aarde dat niet gebukt gaat onder de dwingelandij van de klok, van de dictatuur van de agenda, van het steeds meer en beter willen hebben. ‘In eeuwigheid niet verloren gaan’. Dat betekent: niet slordig omgaan met het eigen leven. Geen wegwerpartikel van jezelf noch van de anderen maken. Je niet laten leiden door mensonwaardige driften zoals vernietigen, roven, ruïneren. Het is kiezen voor al wat eeuwigheidswaarde heeft in de ander, voor alles wat verwijst naar het hart, naar de levenskracht, naar wat blijvende waarde heeft in een mens. Het is steeds meer een mens worden naar Jezus’ voorbeeld. Een mens in wiens nabijheid anderen kunnen open bloeien, tot leven komen of het leven en zichzelf opnieuw vinden. Kleinen die groot worden in waardigheid. En dit niet zomaar, hevig en toevallig, slechts in één overrompelend ogenblik, maar duurzaam, elke dag opnieuw, tot in lengte van dagen. 

Dit is het wat Jezus bedoelt wanneer Hij zichzelf als een Herder ziet naar wiens stem alle schapen luisteren. Vanuit de volgeling gezien heeft dit dan ook niets van doen met ‘kuddegeest’ of blinde gehoorzaamheid. Integendeel, het berust precies op een heel persoonlijke keuze, vanuit een relatie van Jezus met ieder van ons. En dit ongeacht ons beroep, onze leeftijd, onze levensstaat, Ongeacht zelfs onze kerkbetrokkenheid en onze geloofsopvatting. Of we het willen of niet, ieder van ons kent Hij op een heel unieke wijze die verschilt met de wijze waarop Hij een ander kent. Ieder van ons ook roept Hij op een heel unieke wijze om tot het diepe besef te komen: ik ken die stem en ik ben door Hem gekend. Twee jaar geleden gaf een jonge theologiestudent in een groepsgesprek Een verrassend antwoord op de vraag Waarom ook hij voor de theologiestudie had gekozen. Het was geen antwoord uit het boekje, Geen antwoord om zijn studiegenoten te overtroeven, En wel integendeel. Persoonlijk werd ik er stil van. Hij zei heel voorzichtig maar vanuit een diepe overtuiging: “Ik studeer theologie en wil later predikant worden uit liefde voor Jezus die ook voor mij gestorven is.” Vinden de meeste mensen hun roeping vanuit een concrete nood of worden ze aangesproken door levende voorbeeldfiguren, uiteindelijk zal elke gelovige erkennen dat hij of zij met zijn/haar leven de liefde van Christus met zijn/haar leven van antwoord wil zijn. 

Het is dan ook goed te besluiten met enkele van de volgende verzen uit Psalm 23 te bidden: 
“Ik kom weer tot leven, 
dan trekken wij verder, vertrouwde wegen, 
Hij voor mij uit. 
want God is zijn naam. 
… 
Overal komen en geluk en genade mij tegemoet, 
mijn leven lang. 
En altijd kom ik terug in het huis van de Heer, 
tot in lengte van dagen”. 

Eerste lezing: Hand. 13,14.-52; tweede lezing: Openbaring 7, 9.14b-17; evangelie: Johannes 10,27-30. 
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978: 
Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. Ik geef hun eeuwig leven; zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan en niemand zal ze van Mij wegroven. Mijn Vader immers, die ze Mij gegeven heeft, is groter dan allen; en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven. Ik en de Vader, Wij zijn een.’