Preek van 18 mei 2014

Preek van 18 mei 2014

Broeders en zusters. De evangelielezing van deze morgen bracht bij mij in eerste instantie wat in verwarring. Zijn we nu terug bij af? 

We hebben toch Pasen, de verrijzenis, beleefd en we zitten er nog midden in alhoewel Hemelvaart en Pinksteren al weer in zicht zijn. We worden naar een soort afscheid gevoerd waarin Jezus woorden gebruikt die we ook bij het laatste Avondmaal hebben gehoord. En dat past niet bij Pasen. Het verraad van Judas is geweest. Het lijden en de dood achter de rug. De ontkennende houding van Petrus was toch weer rechtgezet? Terug bij af? Of toch niet. 

Jezus bereidt ons voor op een afscheid en tegelijk geeft hij ons de instrumenten in handen om op eigen kracht verder te gaan. Lijfelijk neemt Hij misschien wel afscheid, maar Hij verdwijnt niet uit ons leven. Het lijkt een soort verhuizing. Met zijn heengaan verhuist Hij naar ons hart, als wij dat openstellen. Dat is wat Hij ons toont in de vorm van een weg. De weg naar ons hart en de weg naar het hart van de ander, onze naaste. Die naaste beperkt zich niet tot die naast ons zit, maar omvat de hele mensheid. 

Jezus spreekt ook over de Vader en de apostelen vragen: waar is Hij dan wie is Hij dan? Laten we vooral eerlijk zijn. Wij worstelen toch ook met dezelfde vragen. We spreken meestal over God de Vader, maar wie en waar is Hij dan? Als ik bij u allen langs zou lopen en het zou vragen krijg ik waarschijnlijk even zoveel verschillende antwoorden. En toch is het minder ingewikkeld. We krijgen we degelijk antwoord. Laten we eens proberen die weg die Jezus ons toont straatnamen te geven. Ik heb er een paar in petto: Waarheidsweg; Liefde en Vredestraat; Barmhartigheidslaan; Nederigheidspaadje; Vriendschapsdreef, Dienstbaarheid-allee; Troostpad. Ik zou er nog een aantal toe kunnen voegen, maar het gaat in de kern van de zaak dat Jezus' wegen allemaal namen hebben die uitgaan van de onmeetbare barmhartigheid van zijn Vader en de goedheid van de mens en leiden naar dat grote ronde plein dat 'Gemeenschap' heet. Jezus geeft ons aan hoe wij met elkaar het verder moeten doen en dat als wij dat doen in zijn trant dan worden we gemeenschap van waaruit wij kracht troost en energie putten die ons samen dichter bij zijn Vader doen komen. 

Dat benoemt hij ook zo: in mijn huis en dus ook het huis van mijn Vader is ruimte voor velen, niemand hoeft buiten de boot te vallen. Dat Vaderhuis ligt niet alleen op een plek na de dood. Het staat midden op het plein dat we 'Gemeenschap' hebben genoemd. Door nu in het dagelijks leven de wegen langs te lopen die ik net heb benoemd, krijgt het Vaderhuis al contouren. Wij mogen er zijn. Maar Jezus pleit voor een open huis, een open kerk. Een kerk zonder drempels. Paus Franciscus heeft het als volgt verwoord. Aan de deuren van de kerk kleeft het stof van de aarde, van de voeten die naar binnen schuiven, de deuren moeten vies zijn van de vele handen die haar openduwen. Want juist de arme, de kwetsbare, die zieke moeten het middelpunt van de gemeenschap vormen en omarmd door de dienaren van de kerk en de gemeenschap van gelovigen die het beter hebben. En als we ze daar niet vinden moeten de genoemde wegen afgaan en hen opzoeken. 

Jezus laat ons niet achter. Hij zal ons de Geest zenden, de motor, de aandrijver van ons handelen, de Geest zal ons alle talen leren verstaan, juist de taal van de kwetsbaren. Wij zijn niet in staat zieken, blinden en lammen te genezen zoals Jezus en de apostelen wonderen kunnen doen. Tegenwoordig hebben we doktoren om veel te genezen. Maar wij hebben ook een prachtig wapen. Wij kunnen helen en dat is wel zo krachtig. Door niet weg te kijken van de pijn, de eenzaamheid en het verdriet van de ander, maar troostend hem tegemoet te gaan, kunnen ook wij ogen openen, doven laten voelen, eenzaamheid opheffen, hongerigen voeden. Dat is helend wat ook staat voor heiligmakend. En hij die geeft ontvangt en andersom. We mogen ons gelukkig prijzen dat Jezus voor zijn Hemelvaart zulke mooie wegen heeft aangelegd, dus laten we dan ook op weg gaan met elkaar. 

eerste lezing: Handelingen 6,1 - 7; tweede lezing: 1 Petrus 2,4 - 9; evangelie: Johannes 14,1 - 12. 
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978: 
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: "Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Ware dit niet zo, dan zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij. opdat ook gij zult zijn waar Ik ben. Gij weet waar Ik heenga en ook de weg daarheen is u bekend." Tomas zei tot Hem: "Heer, wij weten niet waar Gij heengaat: hoe moeten wij dan de weg kennen?" Jezus antwoordde hem: "Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij. Als gij Mij zoudt kennen, zoudt gij ook mijn Vader kennen. Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem." Hierop zei Filippus: "Heer, toon ons de Vader; dat is ons genoeg." En Jezus weer: "Ik ben al zo lang bij u en gij kent Mij nog niet, Filippus? Wie Mij ziet, ziet de Vader. Hoe kunt ge dan zeggen: Toon ons de Vader? Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik u zeg, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar het is de Vader die, blijvend in Mij, zijn werk verricht. Gelooft Mij: Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij. Of gelooft het anders omwille van de werken. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, zal ook zelf de werken doen die Ik doe. Ja, grotere dan die zal hij doen, omdat Ik naar de Vader ga."