Preek van 5 november 2017

Preek van 5 november 2017

We hoorden het, broeders en zusters, zowel de Profeet Maleachi in de eerste lezing als Jezus in het evangelie halen fel uit naar de religieuze leiders van het volk. Maleachi legt God keiharde, kritische woorden in de mond: “Ik zal zorgen dat gij, priesters, bij het hele volk verguisd en versmaad wordt omdat gij mijn wegen niet hebt bewandeld, Ik laat een vloek over u komen…”. Jezus houdt zich in dit stukje evangelie nog een beetje in. Maar je moet het vervolg van dit 23e hoofdstuk maar lezen…. Jezus spaart de Farizeeën en de Schriftgeleerden niet. Hij noemt hen “huichelaars, dwaze en blinde leiders, witgekalkte graven, mooi van buiten maar van binnen alleen maar rottigheid”. Nou, nou, van dik hout zaagt men planken… Nu is de Bijbel in het algemeen en het Evangelie in het bijzonder zeer gereserveerd en wantrouwig tegenover gevestigde autoriteiten. Voortdurend wordt de vinger gelegd op de zwakke plek in de samenleving, het grote gevaar namelijk dat elke leidinggevende bedreigt. Met hun macht en hun positie ligt machtsmisbruik altijd op de loer, - of die macht nu van godsdienstige en kerkelijke aard is, - het maakt mensen tot slachtoffers, soms levenslang beschadigd. Macht corrumpeert zo gemakkelijk. En ondertussen doen de leiders zelf niet wat zij wél van anderen vragen. Hypocrisie en machtsmisbruik gaan dikwijls hand in hand. We kunnen de lezing uit het evangelie op dit niveau houden en de tekst gebruiken om het echte of vermeende machtsmisbruik en de schijnheiligheid van alle mogelijke autoriteiten aan de kaak te stellen. Dus, als gewetensonderzoek van anderen! Jezus heeft dat toch ook gedaan! Met dit verschil: wij zijn Jezus niet! Wie het evangelie ter hand neemt om anderen de maat te nemen riskeert een boemerangeffect. Daarom moeten wij vooral het tweede deel van het evangelie met aandacht lezen. Jezus begint daar met: ‘En gij…’. Dus, dat is tot ons gericht. Hoe moeten wij ons opstellen om machtsmisbruik en hypocrisie te vermijden? Wij zijn immers altijd wel van een of andere de ‘meerdere’, de ouder, de meester, de leraar, de directeur, het afdelingshoofd….

Daarom waarschuwt Jezus ons: ‘En gij, laat u geen vader noemen’: want je gaat zo gemakkelijk denken dat jij God de Vader bent, dat jij boven alle anderen staat, dat je meer of beter bent dan een ander. Vergeet het niet: alle vaderschap op aarde is slechts de afgeleide van Gods vaderschap (Ef. 3,15). Omdat dat zo is zijn alle mensen broeders en zusters. ‘En gij, laat u ook geen rabbi, meester noemen’: want je gaat zo gemakkelijk denken dat jij je mag laten bedienen, dat alle anderen naar jouw pijpen moeten dansen, jouw knechten zijn. ‘En laat u ook niet leraar noemen’: want je gaat zo vlug denken dat jij alles beter weet, dat je anderen altijd moet corrigeren, dat jij de wijsheid in pacht hebt en de anderen allemaal stommelingen zijn. Wij zijn nooit te oud om te ‘leren’. Wij zijn en blijven allemaal leerlingen. En wel leerlingen van de enige en ons aller leraar Christus. Om machtsmisbruik en hypocrisie te vermijden moeten wij dus bij Jezus in de leer gaan. Wat leert Hij ons? Op een andere plaats in het evangelie van Mattheüs (Mt.11,28)zegt Hij het zelf: ‘leert van Mij, leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart’. Op het einde van de evangelielezing van vandaag zegt Hij klaar en duidelijk: ‘Wie de grootste onder u is, moet uw dienaar zijn. Al wie zichzelf verheft zal vernederd en wie zich zelf vernedert zal verheven worden’. Nederigheid moeten wij van Jezus leren. ‘Nederigheid’: een woord dat geen plaats meer heeft in ons dagelijks taalgebruik. We kennen er wel de karikaturen van: halfzachte, kruiperig-onderdanige, zwakke persoonlijkheden, onzelfstandige jaknikkers, verlegen muurbloempjes. Maar om in waarheid nederig te zijn moet je juist een sterke persoonlijkheid hebben. Nederig zijn, dat wil zeggen, je moet je plaats weten, Nederigheid is eigenlijk waarheid en zin voor de realiteit. De nederige mens weet dat niet hij de maat van alle dingen is. De nederige mens zoekt zijn waarde niet door zich te vergelijken met anderen. Hij is zichzelf. Hij valt samen met zichzelf. Hij loopt nooit naast zijn schoenen en niet op te hoge hakken. Daar krijg je alleen maar krampen van en vroeg of laat val je om. De nederige mens aanvaardt zichzelf met zijn tekorten en zijn kwaliteiten. En ‘Hij acht in ootmoed de ander hoger dan zichzelf’(Rom.12,10). Hij heeft respect voor het geheim van de ander en een groot hart waarin voor iedereen, voor iedereen een plaats is.

Broeders en zusters, dat leert Jezus ons vandaag. Hijzelf dé nederige bij uitstek heeft het voorbeeld gegeven: ‘Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkenis met God,…. Hij heeft het bestaan van een slaaf aangenomen… Daarom heeft God Hem verhoogd..’(Fil.2, 6.7). Om te weten wat echte nederigheid is moeten wij lang naar Jezus kijken. Nederigheid bant elke vorm van machtsmisbruik en van hypocrisie uit. Zo wijst Jezus, de leraar, ons vandaag de weg naar ‘een wereld waar mensen waardig leven mogen en elk zijn naam in vrede draagt’ (H. Oosterhuis).

1e lezing: Maleachi 1,14b-2,2b.8-10; 2e lezing: 1Tess. 2,7b-9.13;  evangelie: Matteüs 23,1-12
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen zei Jezus tegen de menigte en zijn leerlingen: `Op de stoel van Mozes hebben de Schriftgeleerden en de Farizeeën plaatsgenomen. Doe en onderhoud daarom alles wat ze u zeggen, maar handel niet naar hun daden. Zelf doen ze niet wat ze zeggen. Ze bundelen zware en ondraaglijke lasten en leggen die de mensen op de schouders, maar willen er zelf geen vinger naar uitsteken. Alles wat ze doen, doen ze om door de mensen gezien te worden. Want ze maken hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot, ze zijn uit op de ereplaats bij de maaltijden en de voornaamste zetels in de synagogen, en willen op de markt graag gegroet en door de mensen rabbi genoemd worden. Maar laat u zich geen rabbi noemen, want één is uw meester en u bent allemaal broeders. Noem ook niemand van u op aarde vader, want één is uw Vader, die in de hemel. Laat u ook geen leraar noemen, want één is uw leraar, de Messias. De grootste van u zal uw dienaar zijn. Wie zich verheft, zal vernederd worden, en wie zich vernedert, zal verheven worden.