Preek van 02 maart 2014

Preek van 02 maart 2014

"Maakt u dus geen zorgen." Ik denk dat ik er niet ver naast zit, zusters en broeders, als ik veronderstel dat deze woorden en het hele evangelie van deze zondag bij sommigen, misschien bij velen onder u, vragen oproepen.

Allemaal mooi en aardig, maar horen angsten en zorgen nu eenmaal niet bij elk mensenleven? Zich zorgen maken, dat komt toch ook voort uit de menselijke mogelijkheid om in de toekomst te kunnen en te willen kijken? De vogels in de lucht en de bloemen op het veld kennen die zorgen niet. Zij leven van de ene dag in de andere en bekommeren zich niet om wat de dag van morgen brengen zal. Gelukkig kennen de meesten onder ons niet de zorgen om eten en drinken en kleding. Maar we hebben wél andere zorgen: ouders maken zich zorgen over kinderen en grootouders over hun kleinkinderen. Een bron van zorgen is de nog steeds groeiende werkloosheid. Zal ik werk houden? Zal ik de kost kunnen blijven verdienen voor mijn gezin? Er zijn de zorgen om de uitslag van een medisch onderzoek: Heb ik kanker? Heeft mijn vader of moeder of echtgenoot kanker? Wat zal de toekomst brengen voor de kerk? Voor onze abdij? 

Er is zoveel waarvan mensen wakker kunnen liggen. Het kan gebeuren dat mensen dan verzuchten met de profeet Jesaja: "Het is alsof de Heer mij heeft verlaten, mijn God heeft mij verlaten." En het vreemde is ook dat, als wij geen grote zorgen hebben, dat wij ons dan druk gaan maken over kleine dingen. Maar zorg dragen en zorg hebben is toch ook positief: het betekent toch ook vooruitkijken, plannen maken, voorzien, voorbereiden, zorgen dat je morgen en overmorgen nog iets te eten en te besteden hebt? Zorgen betekent toch ook met verantwoordelijkheidsbesef in het leven staan? Gelukkig zijn er mensen die zo niet alleen voor zichzelf maar ook met grote edelmoedigheid voor anderen zorgen. 

En dan horen wij Jezus vandaag zeggen: "Maakt u dus geen zorgen." Het klinkt weinig realistisch, zelfs naïef en wereldvreemd. Heeft Jezus dan geen weet van al die menselijke zorgen? "Hij is toch in alles, behalve in de zonde, aan ons gelijk geworden?" Als wij naar zijn leven kijken, zijn zorgen en angsten Hem inderdaad niet bespaard gebleven. Hij is geboren in een stal omdat er geen plaats was in de herberg. Hij moest vluchten naar Egypte. Hij had geen steen om zijn hoofd op neer te leggen. Zelfs Jezus heeft zich in uiterste nood tot God geroepen: "Mijn God, waarom hebt U mij verlaten?" Ook heeft Hij de zorgen van anderen gezien en gedragen alsof het zijn eigen zorgen waren. "Hij werd door medelijden bewogen omdat zij neerlagen als schapen zonder herder." 

Hoe kan Hij dan zeggen: "Maakt u geen zorgen?" Wat bedoelt Jezus eigenlijk? Zeker prijst Hij niet de zorgeloosheid aan van een klein kind in de armen van zijn moeder. Hij zegt ook niet: "Doe maar niets en wacht maar af …" Ook zegt Hij niet dat wij alles maar van God moeten laten afhangen: "Hij zorgt toch voor alles!" Hij wil ook niet zeggen dat wij niet voor eten en drinken, voor kleding en huisvesting moeten zorgen. Hij wil de menselijke inspanning en verantwoordelijkheid, Hij wil de zorgen niet wegpraten of minimaliseren, wel relativeren. Hij wil ze relativeren, dat wil zeggen, ze in relatie met God brengen. De mens moet inderdaad alles doen wat hij kan. En toch hangt het niet van hem af, maar van God. Die spanning kunnen wij niet ontlopen. Wij moeten voor onszelf, voor de anderen, voor onze wereld zorgen. En tegelijk is het waar dat daar doorheen God voor ons zorgt. De heilige Ignatius van Loyola heeft ooit gezegd: "Wij moeten doen wat wij kunnen alsof alles helemaal alleen van ons afhangt, en tegelijk moeten wij alles doen alsof het helemaal alleen van God afhangt." God zorgt voor alles, maar dat ontslaat ons niet van onze verantwoordelijkheid. Al wat wijzelf kunnen doen moeten wij in Gods handen leggen. Alleen dan wordt zorgen geen getob. Eigenlijk is heel ons leven niets anders dan één groet oefening in vertrouwen. 

Van de zalige Paus Johannes de XXIII wordt het volgende verteld: hij had in januari 1959 het Tweede Vaticaans Concilie bijeengeroepen. De voorbereidingen waren volop bezig en het bleek allemaal niet zo eenvoudig te zijn. Er was medewerking maar ook veel tegenwerking. De paus zat ermee en hij vroeg zich af of hij toch niet wat te voortvarend was geweest. Op zekere dag wist hijzelf en ook zijn medewerkers niet meer hoe het verder moest. Met die zorgen ging hij slapen. Hij probéérde te slapen. Maar dat lukte niet. Vreemd voor zo’n goede slaper. Hij lag onrustig te woelen in zijn pauselijk bed. "Wat ben ik toch begonnen? Had ik het maar niet gedaan. Ik kan het ook niet meer afblazen." Hij was ten einde raad. Hij kon er echt niet van slapen. Toen hij eindelijk tegen de morgen in slaap gesukkeld was had hij een droom. De Heer verscheen hem en zei: "… maar Johannes toch … dat concilie is niet van jou … maar van Mij … Doe wat er te doen is, maar vergeet niet dat het mijn werk is … maak je toch niet zo bezorgd." Sindsdien sliep hij weer als een roos. Sindsdien kon hij ontspannen en welgemoed doorgaan met de voorbereidingen. 

Wij allemaal hebben zo op zijn tijd ons 'concilie', dat wil zeggen, dingen waar we van wakker liggen, waar we ons veel zorgen om maken, waar we geweldig tegen opzien, die wij moeten doen maar onze krachten te boven gaan. Dan zegt Jezus ook tot ons: "Maak je toch geen zorgen." 

eerste lezing: Jesaja 49,14 - 15; tweede lezing: 1 Korintiërs 4,1 - 5; evangelie: Matteüs 6,24 - 34. 
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978: 
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: "Niemand kan twee heren dienen: Hij zal de een haten en de ander liefhebben, ofwel de een aanhangen en de ander verachten. Gij kunt niet God dienen én de mammon. Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd voor uw leven, wat ge zult eten of wat ge zult drinken, en ook niet voor uw lichaam, wat ge zult aantrekken. Is het leven niet méér dan het voedsel en het lichaam niet méér dan de kleding? Let eens op de vogels in de lucht: ze zaaien niet en maaien niet en verzamelen niet in schuren, maar uw hemelse Vader voedt ze. Zijt gij dan niet veel méér dan zij? Trouwens, wie van u is in staat met al zijn tobben aan zijn levensweg één el toe te voegen? En wat maakt gij u zorgen over kleding? Kijkt naar de leliën in het veld: hoe ze groeien. Ze arbeiden noch spinnen. Toch zeg Ik u: Zelfs Salomo in al zijn pracht was niet gekleed als een van hen. Als God nu het veldgewas, dat er vandaag nog staat en morgen in de oven wordt geworpen, zó kleedt, hoeveel te meer dan u, kleingelovigen ? Maakt u dus geen zorgen over de vraag: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of wat zullen wij aantrekken ? Want dat alles jagen de heidenen na. Uw hemelse Vader weet wel dat gij al deze dingen nodig hebt. Maar zoekt eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid; dan zal dat alles u erbij gegeven worden. Maakt u dus niet bezorgd voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen leed."