Preek van 11 september 2016

Preek van 11 september 2016

Beste broeders en zusters, wees barmhartig zoals jullie hemelse Vader barmhartig is! Misericordes sicut Pater. Hoe vaak hebben jullie, beste jonge mensen - die vandaag in Abdij Koningshoeven hun reünie houden - die woorden niet tijdens de afgelopen Wereldjongerendagen gehoord, gezongen en gebeden?

Vandaag laat Jezus ons opnieuw kijken naar de Barmhartige Vader. Hij doet dat aan de hand van enkele parabels: het verloren geldstuk, het verloren schaap en de verloren zoon. Het gaat in alle verhalen telkens om de barmhartige Vader die de stap naar ons zet. Heb jij de moed om je te laten vinden? 

Barmhartigheid is de stap naar de A/ander. Paus Franciscus riep tijdens de avondwake in Krakau op om van de bank af te komen en die stap naar de A/ander te zetten. Om dat te doen heb je moed nodig. De kerk heeft afgelopen zondag een prachtig voorbeeld gekregen van iemand die de moed had om naar de ander toe te stappen: de heilige Moeder Teresa van Calcutta. Maar dit is maar één kant van de medaille. Barmhartigheid vraagt ook dat je de moed hebt om de A/ander te ontvangen. Heb jij de moed om jezelf door de A/ander van de bank af te laten halen? 
Jezus vertelt ons vandaag twee gelijkenissen van iemand die de moed had om naar het verlorene op zoek te gaan, maar tegelijk is het ook het verhaal van je laten vinden. Hij vertelt deze gelijkenissen tegen de achtergrond van het gemopper van mensen die vonden dat Jezus de moed had om met alle mensen, zonder uitzondering, om te gaan. Wij, mensen, zijn zo geneigd om de wereld te verdelen in good guys en bad guys, zondaars en rechtvaardigen. Jezus doet dat bewust niet. Voor Hem heeft iedereen barmhartigheid nodig. God laat zijn zon opgaan over goeden en slechten. 

Voor Jezus is het een heilloze opdeling, want ze impliceert dat barmhartigheid maar op een bepaalde categorie van mensen van toepassing is. Niet alleen de zondaars, maar ook de rechtvaardigen zijn gekwetste mensen. Wij zijn allemaal zondaars en dat wil zeggen dat wij allemaal moeite hebben om in relatie te leven met God en de naasten. Als we allemaal zondaar zijn dan hebben we ook allemaal nood aan vergeving. Een christelijke gemeenschap bestaat uit zwakken en zondaars. Ik zou zeggen: ze worden er verwacht. Sterker nog: er zijn geen anderen dan zwakken en zondaars! Een gemeenschap die voor hen geen plaats heeft, houdt op een christelijke gemeenschap te zijn. Toch willen wij allemaal in onszelf maar ook in onze gemeenschappen de zonden ontkennen of verbergen. Dan wordt God echter beroofd van zijn grootste vreugde: deze van de zondaar te ontvangen die zich bekeert. Sint Bernardus zei ooit eens: ‘wie zijn ellende verbergt, verjaagt de barmhartigheid’. 
Als je dus op de bank blijft zitten en jezelf verbergt voor de ander, hoe kun je dan Gods barmhartigheid ontvangen? Beroof God dus niet van zijn vreugde maar stel je open. Wees niet bang en laat je door God vinden. Hij zoekt wat verloren is in je leven om dat weer in relatie te brengen met Hem en met anderen. Hoe zoekt jou om Zijn verbond met jou steviger te maken. Laat je vinden door God, want Hij heeft geen bijbedoelingen maar enkel vreugde. Hij wil blij zijn om jou! 

Wees barmhartig zoals jullie hemelse Vader barmhartig is. Misericordes sicut Pater! Barmhartigheid heeft met vreugde te maken. De vreugde omwille van de ander. Heb de moed om je van de bank te laten halen door God omdat Hij vreugde vindt in jou! Ik weet dat klinkt ongelofelijk maar het is waar. God ziet ons graag ondanks alles. 
Dat is barmhartigheid. Moge wij ook zo zijn: met vreugde de ander graag zien ook al is hij/zij nog zo vreemd, zo anders of wat dan ook. 

1e lezing: Exodus 32,7-11.13-14; 2e lezing: 1Tim. 1,12-17; evangelie: Lucas 14,1-10 
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978: 
Telkens kwamen de tollenaars en zondaars van allerlei slag bij Hem om naar Hem te luisteren. De Farizeeën en de Schriftgeleerden morden daarover en zeiden: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’ Hij hield hen deze gelijkenis voor: ‘Wanneer iemand onder u honderd schapen heeft en er een van verliest, laat hij dan niet de negenennegentig in de wildernis achter om op zoek te gaan naar het verlorene, totdat hij het vindt? En als hij het vindt legt hij het vol vreugde op zijn schouders, gaat naar huis; roept zijn vrienden en buren bij elkaar en zegt hun: Deelt in mijn vreugde, want mijn schaap dat verloren was geraakt, heb ik gevonden. Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over een zondaar die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben. Of welke vrouw die tien drachmen bezit en een drachme verliest, steekt niet een lamp aan, veegt het huis en zoekt zorgvuldig totdat ze het vindt? En als ze die gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en buurvrouwen bij elkaar en zegt: Deelt in mijn vreugde, want de drachme die ik had verloren, heb ik gevonden. Zo, zeg ik u, is er vreugde bij de engelen van God over een zondaar die zich bekeert.’