Preek van 13 december 2020

Preek van 13 december 2020

Ik ben de stem van iemand die roept in de woestijn. Het is maart 2020, ergens in Duitsland. Het land ligt plat door het coronavirus. ‘De concertzalen zijn leeg’, twittert de pianist Igor Levit. ‘Daarom probeer ik iets uit: social media huisconcert. Vanavond om 7 uur. Ik verheug me erop.’ Een impulsieve beslissing. Hij schaft een minicamera en statief aan, schuift zijn Steinway-vleugel voor een raadselachtig schilderij, en neemt klokslag zeven uur in zwarte spijkerbroek en hoody achter de vleugel plaats. Heel even spreekt hij via de camera zijn onbekende Twitter publiek toe over de troost die muziek kan schenken. Daarna doet hij een half uur lang waar hij goed in is: pianospelen.

Het impulsieve plan werkt. Het aantal volgers op Twitter loopt geleidelijk op tot ruim boven de honderdduizend. Luisteraars danken hem voor de schoonheid en troost die hij hun met zijn muziek geeft. Hij speelt omdat ‘saamhorigheid juist in deze grimmige tijd essentieel is’, zegt hij in een interview. Hij wilt iets doen, niet werkeloos op zijn handen zitten, nu het leven zo moeilijk is. Ik ben de stem van iemand die roept in de woestijn.

“Hij heeft mij gezalfd om aan armen de blijde boodschap te brengen”, aldus Jesaja in de 1e lezing, “Hij heeft mij gezonden om te genezen allen wier hart gebroken is, om gevangenen vrijlating te melden, aan wie opgesloten zijn, vrijheid.”

De Babylonische ballingschap is ten einde. De ballingen zijn teruggekeerd, maar de situatie in Israël is verre van rooskleurig. De tempel wordt herbouwd. De stadsmuren liggen nog steeds in puin, en de ter plaatse achtergebleven bevolking reageert vijandig op deze nieuwkomers. Er is gebrokenheid en ontgoocheling.

Toch getuigt Jesaja van zijn vaste vertrouwen, dat God zijn volk niet zal loslaten, en Sion zal laten opbloeien. Dit alles wordt vergeleken met een sabbatjaar. Met een jaar waarin schulden worden kwijtgescholden, en slaven worden vrijgelaten. Nu de Babylonische ballingschap voorbij is, zal de plaats van het volk in de wereld worden hersteld. Alsmede de smaad die het volk heeft beleefd, in een blijvende vreugde worden omgezet. Maar om tot deze verlossing te kunnen komen, moet het teruggekeerde volk zijn oude levensweg verlaten, kromme wegen recht maken, God erkennen als de ene ware koning, en Zijn geboden van gerechtigheid en barmhartigheid in hun leven concretiseren.

“Ik ben de stem van iemand die roept in de woestijn”, aldus Johannes de Doper, “maakt de weg recht voor de Heer!”

Johannes staat aan de oever van de Jordaan. Hij roept zijn landgenoten op om hun leven te herzien en kromme wegen recht te maken. De leiders in Jeruzalem krijgen dit te horen, en besluiten om enkele priesters en levieten naar Johannes te sturen. Een gezantschap die moet onderzoeken wat voor iemand Johannes is. Maar in het gesprek aan de oever van de Jordaan, gaan Johannes en de gezanten helemaal langs elkaar heen. Terwijl de gezanten vragen wie Johannes is, zegt hij alles wat hij niet is. En als zij insisteren ‘wie ben jij’, komt hij met een citaat uit Jesaja. Zijn hoofdtaak is getuigen en aanwijzen. Hij moet getuigen van degene ‘die na hem komt’, degene die bevrijding brengt, en van wie hij de dienaar is. Hij is, zoals de profeet Jesaja het uitdrukt, “de stem van iemand die roept in de woestijn: maakt de weg recht voor de Heer!”

Het recht maken van de weg van de Heer, is niet alleen een oproep om de weg van Jezus te betreden, om Hem te volgen, maar ook een oproep tot bekering. Een oproep tot om-keren. Ofwel: beginnen met een nieuwe levensstijl, het bewandelen van een andere levensweg, het trekken van een effen weg dwars door de woestijn van het hart, het slechten van de bergen van hoogmoed, en het vullen van de kloven van vertwijfeling en zonden. Ik ben de stem van iemand die roept in de woestijn: maakt de weg recht voor de Heer.

Het bewandelen van deze nieuwe weg zal geen brede of gebaande weg zijn, veeleer een smalle: of het nu gaat over maatschappelijk en politiek gerelateerde zaken - zoals klimaat, corona, Black Lives Matter, discriminatie, en antisemitisme -, of over het concrete leven van iedere dag. Mogen ook wij met vallen en opstaan dit smalle pad bewandelen? De ene keer is het een verharde en goed onderhouden weg, de andere keer een zandpad met kuilen en gaten. De ene keer zijn wij op de goede weg, de andere keer totaal verdwaald. De ene keer hebben wij op onze tocht een lichte bries en veel zonneschijn, de andere keer storm, tegenwind en veel regen … En toch …

Luisteraars dankten hem voor de schoonheid en de troost die hij hun met zijn pianomuziek gaf. Vanuit zijn huiskamer in Berlijn-Mitte, in zijn hoody, op zijn sokken, bracht Igor Levit iedereen samen in een wereldwijde familie. Hij speelde omdat saamhorigheid juist in deze grimmige tijd essentieel is. Hij wilde iets doen, niet werkeloos op zijn handen zitten, nu het leven voor iedereen zo moeilijk werd. Ik ben de stem van iemand die roept in de woestijn. Maak ook ik de weg recht voor de Heer? Amen.

1e lezing: Jesaja 61, 1-2a. 10-11; 2e lezing: 1 Tess. 5, 16-24; evangelie: Johannes 1, 6-8. 19-28
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978
Er trad een mens op, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. Deze kwam tot getuigenis, om te getuigen van het Licht, opdat allen door hem tot geloof zouden komen. Niet hij was het Licht, maar hij moest getuigen van het Licht.   
Dit dan is het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem priesters en levieten naar hem toezonden om hem te vragen: ‘Wie zijt gij?’ Daarop verklaarde hij zonder enig voorbehoud en met grote stelligheid: ‘Ik ben de Messias niet.’ Zij vroegen hem: ‘Wat dan? Zijt gij Elia?’ Hij zei: ‘Dat ben ik niet.’ ‘Zijt gij de profeet?’ Hij antwoordde: ‘Neen.’ Toen zeiden zij hem: ‘Wie zijt gij dan?’ Wij moeten toch een antwoord geven aan degenen die ons gestuurd hebben. Wat zegt gij over uzelf?’ Hij sprak: ‘Ik ben, zoals de profeet Jesaja het uitdrukt, de stem van iemand die roept in de woestijn: Maakt de weg recht voor de Heer!’ De afgezanten waren uit de kring van de Farizeeën. Zij vroegen hem: ‘Wat doopt gij dan, als gij de Messias niet zijt, noch Elia, noch de profeet?’ Johannes antwoordde hun: ‘Ik doop met water, maar onder u staat Hij die gij niet kent, Hij die na mijn komt; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken.’ Dit gebeurde te Bethanië, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes aan het dopen was.