Preek van 13 januari 2019

Preek van 13 januari 2019

“Terwijl Jezus na zijn doop in gebed was gebeurt het….”. Na zijn bezoek aan de tempel op twaalfjarige leeftijd zijn ongeveer 20 stille, verborgen jaren verlopen in Nazareth. Nu is Jezus een volwassen man op rijpe leeftijd. In Nazareth hoort Hij over Johannes de Doper die aan de Jordaan de mensen oproept zich te bekeren. Het teken van echte bekering is de onderdompeling in de Jordaan. Deze onderdompeling in het water van de Jordaan herinnert aan de doortocht door de Rode Zee: toen werd Israël bevrijd van het slavenbestaan in Egypte. Het herinnert er de mensen ook aan hoe hun voorvaderen, na een barre woestijntocht, door de Jordaan binnentrokken in het beloofde land, het land van belofte, van vrede, van welzijn en rust, van melk en honing. Jezus neemt deze oproep van Johannes serieus. Samen met enkele dorpsgenoten trekt Hij naar de Jordaan. Zoals iedereen laat Hij zich dopen door Johannes. Onmiddellijk na zijn doop zoekt Hij de stilte en de rust op om zich te bezinnen op wat hier met Hem gebeurd is, wat die doop betekent voor zijn verdere leven. Jezus gaat bidden, dat wil zeggen, Hij gaat de stille ‘binnenkamer van zijn hart binnen en bidt tot zijn Vader’ (Mt. 6, 6). Alle heilige schriften, alle vrome woorden, alle verheven gedachten laat Hij achter zich om te gaan staan tegenover het huiveringwekkende en alles overstijgende mysterie van God, die Hij zijn Vader weet. Hij stelt zich in totale bereidheid open voor God en zegt: ‘Hier ben Ik’.

En ‘terwijl Jezus zo in gebed is gebeurt het…. ‘. Wat gebeurt er? Drie dingen zegt Lucas. Hij zet ze keurig voor ons op een rijtje. Hij doet dat met beelden omdat het gaat over werkelijke maar onzichtbare dingen waar wij geen woorden voor hebben. De hemel gaat open. De Geest daalt over Jezus neer. En, Hij hoort een stem.

Terwijl Jezus in gebed is “gaat de hemel open”. Het gebed van de oude profeet dat wij bij het begin van elke Advent bidden “Heer, scheur toch uw hemel open…” (Jes. 63, 19), dat gebed gaat nu in Jezus in vervulling. De hemel scheurt inderdaad open als God en mens elkaar ontmoeten. In Jezus heeft die ontmoeting plaats Later zal Jezus zeggen: “Ik verzeker jullie: je zult zien hoe de hemel open is, en hoe Gods engelen opstijgen en neerdalen…”(Joh. 1, 51). Er is vrij verkeer tussen hemel en aarde, tussen God en mens. Als de hemel open is schenkt God overvloedige zegen. Zo gaat Jezus, en zo mogen ook wij, in vertrouwen, mét Hem de weg verder gaan omdat we weten dat God Emmanuel is, God-met-ons. Dat de hemel openscheurt is dus een krachtig beeld om aan te geven dat in Jezus God weer toegankelijk wordt, ook voor ons, zondige mensen.

Terwijl Jezus in gebed is “daalt de Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem neer”. Nu de hemel open is en God en mens elkaar weer gevonden hebben in Jezus kan ook de Geest van God weer neerdalen en bezit nemen van de mens. De Geest van God neemt bezit van Jezus. Zo is Hij de eerste Geestesdrager. De stuwkracht en de vurigheid van de Geest zal zijn verdere leven bepalen. Door de kracht van die Geest zal Jezus onmiddellijk na zijn doop de woestijn van de bekoringen ingedreven worden (Lc. 4, 1-2). Daar zal zijn roeping, zijn trouw aan God getest worden. Later zal Hij in de kracht van de Geest weldoende rondgaan als een goede herder, als een barmhartige Samaritaan. Het is hier voor Jezus al volop Pinksteren.


Terwijl Jezus in gebed is “hoort Hij de stem uit de hemel die zegt: Gij zijt mijn zoon, de welbeminde, in u heb Ik welbehagen”. Jezus herkent de woorden van psalm 2 over de Messias: ‘Gij zijt mijn zoon’. ‘Gij zijt mijn zoon’ is dat niet het meeste bevrijdende woord van heel de bijbel? Jezus is voortaan geen anoniem wezen meer, verloren in tijd en ruimte.

Hij hoort bij God, Hij is Gods geliefde, Hij is kind van God. Hij wordt zich bewust dat dit zijn diepste identiteit is. Later bij zijn verheerlijking op de berg, als Hij weer in gebed is, zal Jezus deze stem, deze woorden opnieuw horen, als een laatste bemoediging voor wat Hem in Jeruzalem te wachten staat. Hij weet zich aanvaard, gekend en bemind. Dat maakt een onoverwinnelijk kracht los die Hem sterkt bij al wat op zijn weg zal komen, ook als die weg een kruisweg zal blijken te zijn.

Het is dus tijdens Jezus’ gebed dat de hemel opengaat, dat de Geest bezit van Hem neemt en Hij van God zelf hoort dat Hij zijn geliefde zoon is.

Lucas vermeldt uitdrukkelijk dat Jezus na zijn doop in gebed is. Alsof de evangelist wil zeggen dat de doop op zich, het ritueel van de onderdompeling, niet genoeg is. Wat betekent dat voor ons? Wij zijn gedoopt. Maar dat kan beperkt blijven tot een feit uit een ver verleden. Wij weten het alleen van horen zeggen. Het blijft zonder enige invloed op ons leven. Is de vermelding van Jezus’ gebed na zijn doop geen aanwijzing voor ons dat onze doop zijn kracht krijgt, werkzaam wordt in een leven waarin God de eerste plaats heeft, in een leven in Gods aanwezigheid waar plaats is voor gebed? Als wij naar God gekeerd leven en nu en dan tot Hem bidden, dan zal de hemel over ons opengaan en mogen wij leven in de eindeloze ruimte van Gods menslievendheid, als vrij kinderen Gods. Dan stuwt en leidt ons de Geest en beweegt ons om het goede te doen, en in Jezus’ voetspoor weldoende rond te gaan. Dan worden wij door God aangesproken als zijn geliefde kinderen waarin Hij welbehagen heeft.

Is daarin ook niet onze roeping tot monnik gelegen, dat wij met Jezus, terzijde van de drukte, bidden om zo de hemel open te houden, om het vuur en de kracht van de Geest af te smeken opdat Hij alle krachten mobiliseert ten goede en om Gods liefdesverklaring te beluisteren en te be-amen? “Terwijl Jezus, en wij, na de doop in gebed zijn gebeurt het…”.

1e lezing: Jesaja 40, 1-5. 9-11; 2e Lezing: Titus 2, 11-14; 3, 4-7; evangelie: Lucas 3, 15-16. 21-22
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd, toen het volk vol verwachting was en iedereen zich aangaande Johannes de vraag stelde, of hij niet de Messias zou zijn, gaf Johannes aan allen het antwoord: ‘Ik doop u met water, maar er komt iemand die sterker is dan ik; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur. Terwijl al het volk zich liet dopen, en Jezus na zijn doop in gebed was, geschiedde het dat de hemel openging en de heilige Geest, in lichamelijke gedaante als een duif, over Hem neerdaalde, en een stem uit de hemel sprak: ‘Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb ik mijn behagen gesteld.’