Preek van 15 juli 2018

Preek van 15 juli 2018

De eerste lezing en het evangelie van vandaag spreken  over roeping en zending. Jezus zendt de leerlingen uit en gebiedt hen niet anders mee te nemen dan een stok om zo te getuigen van de blijde boodschap. Om die verkondiging hebben we blijkbaar niet veel nodig, wel vertrouwen op God en anderen. Op zich is dit heel logisch. Wanneer wij enkel op onszelf  vertrouwen en alles zelf onder controle willen hebben, waar past God dan nog in ons leven? Zouden wij op belangrijke momenten in ons leven, ook in crisismomenten dus, durven vertrouwen op God?

Jezus spreekt niet over de inhoud van de verkondiging, maar bepaalde houdingen die de apostelen moeten hebben. Niet zo zeer over geloofsleer, wel over geloofsoverdracht. Jezus zendt hen twee aan twee uit  met een minimum aan bagage. Want de bouwstenen van het Rijk Gods zijn vooral dus géén materiële dingen. Het zijn vrede, liefde en solidariteit, die uitgevoerd worden in levensgetuigenis. ‘Geen voedsel, geen reiszak, geen kopergeld en ook geen dubbele kleding aan’, schrijft de evangelist Marcus erover. Dat zijn allemaal menselijke zekerheden, die ongetwijfeld belangrijk kunnen zijn, maar  niet wezenlijk van belang voor verkondiging. Het moet  vooral door het evangelie zelf worden geïnspireerd. Zo’n sobere uitrusting heeft inderdaad iets te maken met vertrouwen, namelijk vertrouwen in God en vertrouwen in de gastvrijheid van mensen onderweg.  Ze hoeven niet geen overbodige ballast mee te nemen, die de aandacht in beslag neemt en waarmee de boodschap ongeloofwaardig wordt gemaakt. Het hart moet vrij zijn voor verkondiging. Zoals Jezus zelf, gaan de apostelen ook om Gods rijk te verkondigen en zichtbaar maken voor mensen.

Moeten we met ons allen de straat op? Misschien niet, maar wat we allemaal wel kunnen en moeten doen  is: trouw blijven. Ons geloof voorleven in woord en daad. Wij blijven proberen goed te zijn voor elkaar en voor medemensen, zoals God goed is voor ons. En blijven geloven dat het goede dat we uitstrooien nooit helemaal verloren zal gaan.  Nogmaals, nu is het onze beurt om gezonden te worden, maar niet om de ander naar onze hand te zetten.  Wij worden gezonden om helend en verbindend in het leven te staan, om te getuigen dat iedereen de moeite waard is. Wij zijn gezonden om de vreugde en vrede te delen, niet meer en niet minder.  Daarom, het enige dat wij mogen meenemen op deze tocht is onszelf, een mens met een open hart.  Zo stuurt Jezus ons vandaag op weg, het leven in, om in woord en daad te getuigen van het evangelie.

1e lezing: Amos 7,12-15; 2e lezing: Efeziërs 1, 3-14; evangelie: Marcus 6,7-13
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd riep Jezus de twaalf bij zich en begon hen twee aan twee uit te zenden. Hij gaf hun macht over de onreine geesten en verbood hun iets anders mee te nemen voor onderweg dan alleen een stok: geen voedsel, geen reiszak, geen kopergeld in hun gordel. ‘Wel moogt ge sandalen dragen, maar trekt geen dubbele kleding aan.’ Hij zei verder: ‘Als ge ergens een huis binnengaat, blijft daar tot ge weer afreist. En is er een plaats waar men u niet ontvangt en niet naar u luistert, gaat daar dan weg en schudt het stof van uw voeten als een getuigenis tegen hen.’ Zij vertrokken om te prediken dat men zich moest bekeren. Zij dreven veel duivels uit, zalfden veel zieken met olie en genazen hen.