Preek van 16 mei 2021

Preek van 16 mei 2021

‘Kiezersbedrog’, ‘zetelroof’, of gewoon ‘een slechte zaak’. De eerste afsplitsing in de nieuwe Tweede Kamer is een feit. Liliane den Haan, die namens 50Plus werd gekozen, hoort niet langer bij die partij, en bezet haar zetel nu op eigen titel. Bepaald nieuw is dit fenomeen echter niet. In de politiek komt fractie-afsplitsing regelmatig voor. Onlangs nog binnen Forum voor Democratie, en partijen als Denk en de PVV hebben zelfs hun bestaan aan te danken. En toch liegen de reacties op het besluit van een kamerlid om uit een fractie te stappen, en met een eigen zetel verder te gaan, er niet om. ‘Mensen hebben in de eerste plaats op de partij gestemd, en niet op jou’, klinkt het dan. Oftewel: het zou ‘kiezersbedrog’ zijn en ‘zetelroof’.
“Er staat immers geschreven in het Boek der Psalmen”, aldus Petrus in de 1e lezing, “een ander neme zijn ambt over.”
De apostel Judas heeft, nadat hij de gids was geworden van hen die Jezus gevangen namen, de groep van de leerlingen verlaten en is gestorven. Nu moet zijn plaats worden ingevuld. Via loting wijst God uit twee volgelingen de twaalfde man aan, om met de andere apostelen getuige te zijn van Jezus’ verrijzenis. De apostelkring bestaat weer uit twaalf personen. Blijkbaar was twaalf een essentieel getal. Het getal dat correspondeert met de twaalf stammen van Israël. Vermoedelijk moesten de twaalf apostelen naar de twaalf stammen, oftewel: naar het volk van Israël, gaan om aan hen de blijde boodschap te verkondigen.
Petrus begint zijn toespraak met te zeggen dat het Schriftwoord over Judas’ vertrek en dood, vervuld moest worden. Hierbij maakt hij gebruik van twee psalmteksten. Een daarvan komt uit Psalm 109: ‘een ander neme zijn ambt over’. In deze psalm wordt de bidder door tegenstanders belasterd en bestreden. Door middel van een lang citaat laat de psalmist zien, hoe diep de tegenstanders hem haten, en met welke vreselijke vervloekingen zij de toorn van God over hem proberen te brengen: mogen zijn kinderen wezen worden, zijn vrouw een weduwe, mogen zijn dagen weinig zijn, en laat een ander zijn ambt nemen.
In de Handelingen der apostelen, hebben deze woorden niet zozeer betrekking op een good guy, zoals in Psalm 109, maar veeleer op een - zeg maar - bad guy, de apostel Judas. Kunnen wij hier dan ook spreken van ‘zetelroof’ of ‘kiezersbedrog’?
“Ik heb over hen gewaakt”, hoorden wij zojuist Jezus tot zijn vader bidden, “en niemand van hen is verloren gegaan, behalve de man des verderfs, want de Schrift moest vervuld worden.”
Tijdens het Laatste Avondmaal, vlak voor zijn gevangenneming en dood aan het kruis, heeft Jezus voor zijn leerlingen een grote afscheidsrede gehouden. Hierin heeft hij niet alleen tot de apostelen gesproken, maar ook voor hen gebeden: “Heilige vader, bewaar in uw naam hen die gij mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn zoals wij.”
Het bidden van Jezus omvat zijn leerlingen, zijn gemeente. Nu de tijd van het in-de-wereld-zijn voor hem beëindigd is, is dat voor de leerlingen niet. Zij blijven er nog. Zolang Jezus bij hen was, bewaarde hij degenen - die hem waren toevertrouwd - in de naam van God. Alleen degene, die de duisternis liever had dan het licht, heeft zich aan deze bewaring onttrokken. Want, aldus de evangelist, ‘de Schrift moest worden vervuld’.
De zegswijze ‘de Schrift moest worden vervuld’ betekent nog niet dat Judas, om de Schrift te vervullen, zijn werk heeft gedaan. Evenmin, dat wat hij gedaan heeft, in het Oude Testament is voorspeld. Hierbij hebben de aangehaalde woorden ‘een ander neme zijn ambt over’ uit psalm 109 niet zozeer op Judas betrekking, maar veeleer op de vrome psalmist die door boosdoeners wordt belasterd, bestreden en vervloekt. Daartegenover staat, dat Judas veeleer gehandeld heeft uit … Ja, uit wat? Wat waren zijn beweegredenen? Handelde hij uit kwaadaardige motieven? Of liet hij Jezus gevangen nemen, omdat hij overtuigd was dat Jezus - aan het kruis - uit de dood zou opstaan? Volgde hij zijn geweten? Kwam hij in gewetensnood? Of handelde hij vanuit een bepaald verantwoordelijkheidsgevoel?
Is dan bij de aanstelling van de twaalfde man ook sprake van ‘zetelroof’ of ‘kiezersbedrog’? Net zoals het bij Judas en ‘een ander neme zijn ambt over’ het niet zo eenvoudig ligt, ligt het ook bij de fractie-afsplitsingen in de politiek wat genuanceerder. In principe hoeven ‘fractieverlaters’ hun zetel niet aan de partij teruggeven. Formeel wordt men als individu gekozen, en is de zetel geen eigendom van de partij. Daarenboven dienen Kamerleden ook ‘zonder last’ te stemmen, wat betekent dat zij vrij zijn te stemmen zoals zij zelf willen. Maar in de praktijk kennen wij ook de fractiediscipline, waarbij Kamerleden geacht worden om zich aan de partijlijn te houden. Het verlaten van de fractie - met behoud van eigen zetel - zou dan een soort noodventiel kunnen zijn, een uitweg voor Kamerleden die door de fractiediscipline in gewetensnood komen.
Want gaat het in feite niet hier om: dat wij in het leven van iedere dag ons geweten volgen, en onze verantwoordelijkheid durven te nemen voor ons doen en laten? Dat wij ons niet gaan verschuilen achter profetische voorspellingen uit het verleden, of fractiediscipline? Want als wij dat laatste wel zouden gaan doen, … zou er dan geen sprake kunnen zijn van ‘kiezersbedrog’, ‘zetelroof’, of gewoon ‘een slechte zaak’? Amen.

1e lezing: Handelingen 1, 15-17. 20a. 20c-26; 2e lezing: 1Joh. 4, 11-16; evangelie Johannes 17, 11b - 19
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978: Vader abt
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad: ‘Heilige Vader, bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij een mogen zijn zoals Wij. Toen Ik bij hen was, bewaarde Ik in uw Naam hen die Gij Mij hebt gegeven. Ik heb over hen gewaakt en niemand van hen is verloren gegaan, behalve de man des verderfs, want de Schrift moest vervuld worden. Maar nu kom Ik naar U toe en nog in de wereld zeg Ik dit, opdat zij mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten. Ik heb hen uw woord meegedeeld, maar de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben. Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben. Wijd hen U toe in de waarheid. Uw woord is waarheid. Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, zo zend Ik hen in de wereld, en omwille van hen wijd Ik Mij aan U, opdat ook zij in waarheid aan U toegewijd mogen zijn.’