Preek van 17 augustus 2014

Preek van 17 augustus 2014

Broeders en zusters, wij horen vandaag iets uit het evangelie dat voor ons moeilijk te begrijpen is. Hoe Jezus op die vreemde Kananese vrouw reageert, is best schokkend.

Bij het overschrijden van een grens zeggen de leerlingen van Jezus dat zij niet bij hen hoort. Zij is geen joodse en dus is Jezus er niet voor haar. Jezus behandelt deze vrouw zo bikkelhard, ondanks haar hartverscheurend smeken om haar dochter te genezen. En de apostelen hebben weinig hart voor het leed van deze heidense vrouw. Dit tafereel kunnen wij ons niet zo goed voorstellen. Sommige exegeten zijn van mening dat deze kwestie beter begrepen kan worden in het licht van het probleem in de jonge kerk in die tijd. De leiders van de eerste joods-christelijke gemeenschap meenden namelijk dat het heil alleen voor de joden bestemd was. Deze mentaliteit ontzenuwt Jezus door te wijzen op het geloof van deze vrouw. 

Bij de tweegesprek tussen Jezus en de vrouw worden argumenten aangevoerd waarom God schijnbaar een voorkeur zou hebben voor het joodse volk. Zij wordt niet bitter bij dit scheldwoord. Zoals bijna alle moeders, als het gaat om het belang van hun kinderen, blijft ook deze vrouw aandringen. Zij geeft het niet op. Integendeel, zij blijft hardnekkig in haar geloof in Jezus. Zij laat zich niet ontmoedigen. Omdat zij Jezus kent, verliest zij haar geloof in Hem niet. Groot was haar geloof, omdat ze rotsvast bleef vertrouwen dat bij God de mogelijkheden nooit uitgeput raken, dat zijn barmhartigheid geen grenzen kent. Ja, God verhoort ons niet altijd volgens onze wensen, maar wel volgens zijn beloften. Jezus prijst haar geloof en geneest haar zieke dochter. Zo laat Jezus zijn leerlingen zien dat Gods liefde niet ophoudt bij de mensen van hun eigen soort. Hij toont dat het heil verder reikt dan de grenzen van Israël. Hij maakt ons duidelijk dat onze liefde en zorg niet mogen ophouden bij de eigen familie- of vriendenkring, niet mogen ophouden bij onze eigen landsgrenzen. 

Dit verhaal nodigt ertoe uit ons het omgaan met God van naderbij te bekijken. Hoe vol vertrouwen wij ook met de Heer omgaan, toch ervaren we dat Hij niet meteen op onze vragen en gebeden ingaat, zelfs als we in acute nood zijn en geen uitweg meer zien. Het lijkt dat Hij ons in de steek laat. Er komen momenten waarop God laat voelen dat Hij de Heer is, niet wij. Dan valt er van die Kananese vrouw heel wat te leren: nederigheid, ootmoed en handigheid. Het geloof voert ons binnen in de menslievendheid van God, maar die blijft ook altijd gehuld in het mysterie van zijn ondoorgrondelijk anders-zijn. Misschien spiegelen we ons niet alleen aan Jezus, maar ook aan de vrouw. Die vrouw bleef aandringen, zij bleef geloven, zij bleef vertrouwen, zij was niet te ontmoedigen. Want ontmoedigd, dat zijn we dikwijls en veel te snel. Broeders en zusters, laten we, zoals Jezus, openstaan voor elke mens, en ook voor de nood van elke mens. En laten we net als die vreemde Kananese vrouw nooit het vertrouwen verliezen in onze God. 

eerste lezing: Jesaja 56,1.6 - 7; tweede lezing: Romeinen 11,13 - 15.29 - 32; evangelie: Matteüs Matteüs 15,21 - 28. 
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978: 
In die tijd trok Jezus zich terug naar de streek van Tyrus en Sidon. Op een gegeven ogenblik trad een Kananese vrouw uit dat gebied naar voren, luid roepend: "Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David! Mijn dochter is van een duivel bezeten en wordt verschrikkelijk gekweld." Maar Jezus gaf haar in het geheel geen antwoord. Toen wendden zijn leerlingen zich tot Hem met het verzoek: "Stuur die vrouw toch weg, want ze blijft ons achterna roepen." Hij antwoordde: "Ik ben alleen maar tot de verloren schapen van het huis van Israël gezonden." Maar de vrouw kwam naderbij, wierp zich voor zijn voeten neer en zei: "Heer, help mij !" Hij gaf haar ten antwoord: "Het is niet goed het brood dat voor de kinderen bestemd is, aan de honden te geven." "Toch wel, Heer, - sprak zij- want de honden eten immers toch ook de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen." Daarop zei Jezus haar: "Vrouw, ge hebt een groot geloof! "Uw verlangen wordt ingewilligd." En van dat ogenblik was haar dochter genezen.