Preek van 21 september 2014

Preek van 21 september 2014

Broeders en zusters, mag ik u vragen hoe u reageert op het verhaal uit het evangelie van vandaag? Waarschijnlijk bent u geërgerd of reageert u verontwaardigd.

Zwoegende arbeiders die de hele dag in een bloedhete zon hebben geploeterd, worden evenveel betaald als zij die amper een uur, in de koelte van de avond, nog wat kwamen rondscharrelen. Dat kan toch niet! Wie gaat er nu nog één uur voor sluitingstijd arbeiders ronselen? Later bij de uitbetaling wordt het verhaal nog meer bizar als de laatsten eerst worden uitbetaald, zodat de eersten duidelijk zien dat ze evenveel krijgen. Die landeigenaar gedraagt zich zo vreemd en onbegrijpelijk. Dat is wel erg irritant. Het is dan ook begrijpelijk dat de eersten mopperen tegen de landeigenaar. Hij stelt de laatsten gelijk aan de eersten, die de last van de dag en de brandende hitte hebben doorstaan. 

Gelukkig maar, dat het slechts een parabel is en met een bepaalde boodschap. God heeft altijd opnieuw mensen nodig en uitgenodigd en ze zijn Hem allemaal even lief. God gunt ons het leven, wie we ook zijn of wat we ook doen. Ook aan diegenen die wij 'laatsten' noemen, gunt God het leven. Voor hen is God een liefdevolle ongekende goedheid. In het Rijk Gods gelden heel andere maatstaven dan in onze menselijke samenleving. Gods gerechtigheid is niet aan dezelfde maatstaven gebonden als onze menselijke, aardse gerechtigheid. De eerste maatstaf voor God is niet de menselijke prestatie maar zijn eigen grenzeloze liefde. God is geen boekhouder, die heel ons doen en laten nauwkeurig noteert. God is ook geen strenge chef die uitsluitend kijkt naar onze prestatie en productiviteit. Wie meent dat hij de hemel kan verdienen uitsluitend als beloning voor zijn goede werken, heeft God grondig misverstaan. God is heel anders, veel groter dan wij Hem kunnen voorstellen. Hij past niet in menselijke categorieën. God is oneindig goed voor mensen en dit op een manier die voor ons onbegrijpelijk blijft. De parabel legt dus niet zozeer de nadruk op hetzelfde loon dat iedereen krijgt. Het gaat hier niet over arbeidsverhoudingen of onderhandelingen over het loon. 

Het gaat hier om een eigenaardige landeigenaar, die er maar telkens op uitrekt om nieuwe arbeiders te vinden. Die landeigenaar is het beeld van God zelf. Jezus heeft deze God in zijn leven uitgebeeld. Hij ging aan tafel met hen die als 'laatsten' gezien worden, met marginalen zoals tollenaars en zondaars. Het is duidelijk wat Jezus bedoelt. Het koninkrijk van God had hij beloofd aan de randgelovigen, aan mensen die het niet zo nauw namen met wetten en voorschriften. Voor God is iedereen gelijk. Hij kijkt niet naar zogezegde verdiensten, naar rang, status of afkomst. God kijkt naar de nood van elke mens aan hoop en bevrijding. God gunt ons het leven. Wie we ook zijn of wat we ook doen. Ook aan diegenen die wij 'laatsten' noemen, gunt God het leven. Voor hen is God liefdevolle ongekende goedheid. Daarom heersen er in het Rijk Gods van Jezus andere wetten dan in onze menselijke samenleving. Waar God heerst, gaat het om overvloedige goedheid, niet om prestaties. Niet voor niets noemt Jezus God 'Goede Vader'. Ouders beminnen hun kinderen niet vanwege prestaties, maar omdat het hun kinderen zijn. Zo ook is God. Hij houdt van ons, omdat we zijn kinderen zijn. Ook als we er godsdienstig weinig van terecht brengen. 

Jezus stelt dat God zijn genade en goedheid aan elke mens aanbiedt. Hij verkondigt met zijn parabel dat velen in zijn rijk welkom zijn. God is niet zuinig met zijn vergeving, zijn goedheid en barmhartigheid. God beloont rijkelijk aan degene die niets verdiend heeft. Dat mag op het einde van ons leven onze troost zijn. We zijn hier dicht bij de parabel van de jongste en de oudste zoon. Beiden mogen thuiszijn in het huis van de vader. De parabel stemt ons hoopvol omdat God er elk moment op uittrekt en mensen uitnodigt. Wij mogen er allen bij zijn. 

De evangelist laat Jezus ons in dit verhaal zeggen: "Wees blij dat je erbij hoort, wees blij dat je vroeg geroepen was, en wees blij dat ook anderen erbij horen." De volheid van het Rijk Gods is voor iedereen. We kunnen er binnentreden niet omdat wij zo fantastisch zijn, maar enkel en alleen omdat God goed is en de deur open zet voor iedereen die van goede wil is. Inderdaad, de last van het leven is niet eerlijk verdeeld over de mensen, maar dat is geen reden om jaloers te zijn zolang het nodige jou ten deel valt. Sommige mensen hebben wat meer. Gun het elkaar. Kijk maar naar de vrijwilligers in onze omgeving. Ze hebben ook iets van de goedheid van die eigenaardige landeigenaar uit het evangelie. Ze doen Iets voor anderen, zomaar uit goedheid. 

eerste lezing: Jesaja 55,6 - 9; tweede lezing: Filippenzen 1,20c - 24.27a; evangelie: Matteüs 20,1 - 16a. 
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978: 
In die tijd vertelde Jezus aan zijn leerlingen de volgende gelijkenis: "Met het Rijk der hemelen is het als met een landeigenaar die vroeg in de morgen uitging om arbeiders te huren voor zijn wijngaard. Hij werd het met de arbeiders eens voor een denarie per dag en stuurde ze naar zijn wijngaard. Rond het derde uur ging hij er weer op uit en zag nog anderen werkeloos op de markt staan. En hij zei tot hen: 'Gaat ook naar mijn wijngaard en ik zal u geven wat billijk is.' En zij gingen. Rond het zesde en negende uur ging hij nog eens uit en deed hetzelfde. Rond het elfde uur ging hij opnieuw uit en vond er weer anderen staan. Hij zei tot hen: 'Wat staat ge hier de hele dag werkeloos?' Ze antwoordden hem: 'Niemand heeft ons gehuurd.' Daarop zei hij tot hen: 'Gaat ook gij naar mijn wijngaard.' Bij het vallen van de avond sprak de eigenaar van de wijngaard tot zijn rentmeester: 'Roep de arbeiders en betaal hen uit, te beginnen met de laatsten en zo tot de eersten.' Toen de arbeiders van het elfde uur kwamen, kregen zij elk een denarie; toen nu ook de eersten kwamen, meenden dezen dat zij meer zouden krijgen, maar ook zij kregen ieder de overeengekomen denarie. Ze namen hem wel aan, maar begonnen tegen de landeigenaar te morren en zeiden: 'Dezen hier, die het laatst gekomen zijn, hebben maar een uur gewerkt en gij stelt ze gelijk met ons die de last van de dag en de brandende hitte hebben gedragen.' Maar hij antwoordde een van hen: 'Vriend, ik doe u toch geen onrecht? Zijt gij niet met mij overeengekomen voor een denarie? Neem wat u toekomt en ga heen. Ik wil aan degene die het laatst gekomen is, evenveel geven als aan u. Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies of zijt ge kwaad, omdat ik goed ben? Zo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn.' "