Preek van 23 februari 2014

Preek van 23 februari 2014

Broeders en zusters. In de eerste lezing vernamen we de gewaagde woorden uit het moeilijke boek Leviticus: "Wees heilig, want Ik de Heer ben heilig!"

Gewaagde woorden want wie spreekt er nog over heilig worden, laat staan over heilig zijn? En de woorden van Jezus uit het evangelie maken het nog gewaagder: "Bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen.” En beide uitspraken worden gevolgd door de reden waarom: 'Ik de Heer ben heilig" en "opdat gij kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel". Omdat God heilig is moeten wij ook heilig zijn! Gewaagde woorden! 

Heilig zijn of liever gezegd heilig worden wil zeggen: worden zoals God. Je kunt je afvragen of dat mogelijk is. Jezus heeft laten zien dat het mogelijk is. Hij heeft zich deze gewaagde woorden zo eigen gemaakt dat hij inderdaad met recht 'Zoon van God' genoemd werd nadat Hij op het kruis voor zijn vijanden gebeden had en zo toegewijd aan de zending van Zijn Vader gebleven was tot het bittere einde dat de Romeinse honderdman inderdaad moest belijden: "Waarlijk, deze man was de Zoon van God." 

Als leerlingen van Jezus zijn ook wij geroepen om heilig te worden en toegewijd te blijven aan de zending die wij van God bij ons doopsel ontvangen hebben. Een zending die samen te vatten is met de woorden: "Bemin je vijanden en bid voor wie je haten." Wie zijn dan mijn vijanden? Wie haten mij? Het is eigen aan de mensengeschiedenis dat vijanden ons worden aangepraat. In Jezus' tijd waren de vijanden de Romeinse bezetter en zijn soldaten en beambten, de tollenaars en de belastingdienaars, maar ook de heidenen, de afvalligen, hoeren en tollenaars. Daarbij komen ook nog de 'vijanden' die families zichzelf aanpraten, de familievetes, en tenslotte de vijanden die men zichzelf aanpraat: de persoonlijke vete. Vijanden zijn er kennelijk, tot in onze dagen, genoeg, maar weinig vrienden. 

Jezus' gewaagde woorden uit de bergrede zijn, denk ik, een oproep om nu eens radicaal met die aangeprate of ingebeelde vijandbeeld te breken: hebt uw vijanden lief. Het is zo'n typische evangelische omkering. Degenen die jij denkt dat jouw vijanden zijn, zijn juist Gods vrienden. Die Romeinse soldaat, die tollenaar, die zondaar, die buitenlander, die moslim, die pedoseksueel; het zijn in werkelijkheid Gods vrienden, zoals wijzelf Gods vrienden zijn. 

Ja, dat is een klap in het gezicht en wel een harde klap want het is veel gemakkelijker om terug te slaan en een ander uit te sluiten dan hem/haar hetzelfde goede toe te delen dat jij zelf hebt. Heilig zijn, heilig worden; het is niets voor zoetsappige mensen, maar juist voor hen die het risico aandurven. 

"Als iemand u op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe." Er zijn bijbeluitleggers die zeggen dat als iemand mij op de rechterwang slaat, dit betekent dat hij niet tegenover mij staat, maar van achteren mij aanvalt. Als ik hem dan mijn linkerwang aanbied, dan betekent dit, dat ik mij omdraai en mijn gelaat naar hem toekeer, niet om nog eens geslagen te worden, ook niet om mijn tegenstander te lijf te gaan, maar om oog in oog met hem te komen en mij met hem te verstaan: wie ben jij? Zijn wij geen broeders en zusters uit één huis? Ben jij niet mijn naaste? In zijn proces keerde Jezus zich om toen hij geslagen werd en zei: "Als ik kwaad gesproken heb, overtuig mij, maar heb ik goed gesproken, waarom sla je mij?" (Joh. 18,23). 

Heilig zijn, heilig worden is je gelaat naar de ander keren; elkaar in de ogen zien en tot het besef komen: wij, beiden, zijn geen vijanden maar kinderen van één en dezelfde Vader die samen "Onze Vader" kunnen zeggen. De exegeet Tom Naastenpad noemde deze woorden van Jezus "Hemelse onzin" maar die op aarde wel eens zinniger zouden kunnen zijn dan menige andere onzin. Laten wij deze gewaagde woorden van Jezus opnemen en zo heilig worden omdat wij kinderen zijn van de Vader in de hemel. 

eerste lezing: Leviticus 19,1 - 2.17 - 18; tweede lezing: 1 Korintiërs 3,16 - 23; evangelie: Matteüs 5,38 - 48. 
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978: 
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: "Gij hebt gehoord dat er gezegd is: Oog om oog, tand om tand. Maar Ik zeg u geen weerstand te bieden aan het onrecht, maar als iemand u op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe. Als iemand u voor het gerecht wil dagen en uw onderkleed afnemen, laat hem dan ook het bovenkleed. Als iemand u vordert één mijl met hem te gaan, ga er twee met hem. Geeft aan wie u vraagt, en wendt u niet af als iemand van u lenen wil. Gij hebt gehoord dat er gezegd is: Gij zult uw naaste beminnen en uw vijand haten. Maar Ik zeg u: Bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen, opdat gij kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel, die immers de zon laat opgaan over slechten en goeden en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want als gij bemint die u beminnen, wat voor recht op loon hebt gij dan ? Doen de tollenaars niet hetzelfde? En als gij alleen uw broeders groet, wat voor buitengewoons doet gij dan ? Doen de heidenen dat ook niet? Weest dus volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is."