Preek van 26 mei 2019

Preek van 26 mei 2019

Broeders en zusters, nu de Paastijd langzaam ten einde loopt, loopt ook de lezing van het laatste boek van de bijbel, de Apocalyps of de Openbaring van Johannes ten einde. Gedurende al de zondagen van de Paastijd is de tweede lezing genomen uit dit mysterieuze boek waarin heel de Bijbel haar climax vindt.

Vandaag ziet Johannes in zijn gevangenschap op het eiland Patmos de hemelse stad Jeruzalem verschijnen. De Bijbel heeft wat met steden. Denk maar aan Ur in Chaldea, de stad van waaruit Abram wegtrok. Denk aan de verhalen over Babylon, Ninive, en Rome maar ook de kleine stadjes als Bethlehem en Nazareth. Kain, zoon van Adam, wordt de founding father van de steden genoemd. De duivel biedt Jezus de heerschappij aan over alle steden wanneer hij Hem op de proef stelt in de woestijn. En natuurlijk is er de stad der steden, Jeruzalem. De stad die Koning David op de Jebusieten veroverde en er zijn hoofdstad van maakte. Zijn zoon salomo bouwde er die schitterende tempel.

De tempel maakte Jeruzalem tot een heilige stad maar nog belangrijker het werd Gods woonstee onder de mensen. Natuurlijk wisten de Israëlieten dat God overal woonde maar in de tempel van Jeruzalem werd dat op een bijzondere wijze duidelijk. Hier kwamen hemel en aarde samen. Jeruzalem werd het centrum van heel de gemeenschap van de Israëlieten. Zij trokken op naar Jeruzalem. Jesaja beschrijft dat op een magistrale wijze in het tweede hoofdstuk van zijn profetie. Alle stammen van Israël en zelfs alle naties van de aarde zullen optrekken naar Jeruzalem en daar aan zitten aan een groots feestmaal van vrede en verbroedering. Hun zwaarden en ander oorlogstuig zullen ze er omsmeden tot ploegen om zo het land te bebouwen in plaats van het te verwoesten. Er zal een en al vrede zijn en vanuit Jeruzalem zal vrede stromen naar geheel de wereld.

In die stad komt het verhaal van Jezus ook tot een climax. Op goede vrijdag zal Jezus zijn leven als een avondoffer opdragen aan God, in de schaduw van de tempel van Jeruzalem. In Jeruzalem zal Jezus van de dood verrijzen. Hij zal er in de stad aan zijn leerlingen verschijnen. De Heilige Geest zal over de leerlingen en al die volkeren, stammen en talen komen die in de stad waren ter gelegenheid van het feest. Voor de eerste christenen kwamen al de profetieën over Jeruzalem in Jezus samen en werden ze werkelijkheid. In Hem raakten hemel en aarde elkaar. In hem kwamen alle volkeren en stammen samen. De stad van vrede, Jeruzalem, werd in Jezus vlees en bloed. Hij was, is en zal de volmaakte vrede zijn. Het is voor de eerste christenen niet langer de tempel maar Jezus en vanuit Jezus worden zij uitgezonden om tot aan de verste uithoeken van de aarde Zijn vrede de brengen. Nu begrijpen we dat intense verlangen van Paulus en Barnabas, om maar enkelen te noemen. Vanuit Jezus, de nieuwe stad van vrede, brachten zij vrede en bouwden zij gemeenschappen van vrede.

Johannes ziet dit visioen van vrede. Het nieuwe Jeruzalem, die gepersonaliseerde vrede bevat een en al schoonheid. Hij ervaart die vrede ook als een gave; iets wat ons toevalt. In het evangelie van vandaag zegt Jezus: “mijn vrede geef ik u!”
Wij mogen in de gevangenschap van ons leven Jezus ontmoeten als degene die vrede schenkt. Met Johannes zien wij dat visioen en het sterkt ons in ons geloof, in onze hoop en in onze liefde. Zo kunnen wij allemaal vrede zijn voor elkaar – een nieuw Jeruzalem: een stad waarin het goed is te leven – transparant – een en al Gods aanwezigheid. Wat zou de wereld toch mooi zijn als wij die vrede zouden kunnen bereiken. In Jezus is dat mogelijk en ook nu weer wordt die ons in al zijn schoonheid gegeven wanneer wij Hem mogen ontvangen in zijn Lichaam en Bloed.

1e lezing: Handelingen 15, 1-2.22-29; 2e lezing: Apocalyps 21, 10-14.22-23; evangelie: Johannes 14, 23–23
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden, mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen. Wie Mij niet liefheeft, onderhoudt mijn woorden niet; het woord dat gij hoort, is niet van Mij, maar van de Vader die Mij gezonden heeft. Dit zeg Ik u, terwijl Ik nog bij u ben, maar de Helper, de heilige Geest, die de Vader in mijn Naam zal zenden, Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb. Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u. Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden. Gij heb Mij horen zeggen: Ik ga heen, maar Ik keer tot u terug. Als gij Mij zoudt liefhebben, zoudt gij er blij om zijn dat Ik naar de Vader ga, want de Vader is groter dan Ik. Nu, eer het gebeurt, zeg Ik het u, opdat gij, wanneer het gebeurt zult geloven.