Preek van 27 december 2020

Preek van 27 december 2020

Van de Frans-joodse filosoof en Talmoedkenner is het citaat bekend: ‘Het is niet waar omdat het in de H. Schrift staat maar het staat in de H. Schrift omdat het waar is.’ Zo kunnen er zeker terechte vragen gesteld worden rond de historiciteit van het kindsheidsevangelie terwijl er aan de betekenis en aan de bedoeling ervan niet kan getornd worden. Zo hoorden we vandaag in het Evangelie zeker geen sprookje en kunnen we moeilijk voorbijgaan aan de diepe onderlaag van het evangelie op dit feest die ingebed werd in Lucas’ kindsheidsevangelie. Want eerlijk gezegd, de familie komt pas op het einde ervan ter sprake. Het gaat immers – zoals heel het evangelie – om Jezus de Christus.

Sterker nog dan het verhaal over Jezus’ geboorte geeft Lucas ons vandaag van meet af aan een niet mis te verstane rijke betekenis mee. Een toekomstvisie. Een antwoord op de vraag wie de volwassen Jezus eigenlijk zal zijn. En dat doet Lucas vanuit het verhaal van Maria’s reiniging en van de opdracht van het kind Jezus in de Tempel, veertig dagen na de geboorte. Twee vooraanstaande oudere mensen van de Tempel, Simeon en Hanna, erkennen Jezus’, zijn bestemming, zijn levensopdracht. Twee hoogbejaarde mensen, maar niet zomaar gelijk wie. Van Simeon lezen we dat hij een wetsgetrouw en vroom man was. En Hanna wordt beschreven als een profetes. Simeon vertegenwoordigt daarmee de joodse Wet, terwijl Hanna naar de Profeten verwijst. Het roept meteen dat andere verhaal op, boven op de berg Thabor waarbij Mozes en Elia ook de Wet en de profeten vertegenwoordigen. Beiden, Simeon en Hanna, roepen daarmee samen het beeld op van Israël. Van het Godsvolk dat uitziet naar de Messias. Simeon stijgt daarbij boven zichzelf uit wanneer hij bekent: "Jarenlang hebben wij hiernaar uitgekeken. Nu mag ik heengaan want ik heb het heil mogen zien. Het kind dat het Licht zal doen stralen voor alle volken. Én tegelijk ziet de oude Simeon in de verte reeds dat een ontmoeting met Jezus geen vrijblijvend, romantisch onderonsje zal zijn. Mensen die Hem ontmoeten worden geconfronteerd met zichzelf. Ze staan voor de keuze: voor hem of tegen hem. Alles zal anders worden. De eersten zullen de laatsten en de laatsten zullen de eersten zijn. De wetsgetrouwen zullen "witte graven" genoemd worden en de publieke zondaars en zondaressen zullen een ereplaats krijgen. In deze profetie van Simeon vernemen wij, vrij kort na het idyllische kerstverhaal, de diepte en de consequenties van Jezus ’komst , van zijn leven tot op de bodem van Goede Vrijdag toe. Ook Maria zal niet ontkomen aan het zwaard dat haar hart zal doorboren. Net zoals veel moeders in de wereld zich blijven buigen over hun gebroken en ontspoorde kinderen, net zo heeft Maria de beker tot de laatste druppel leeg gedronken. Het kerstverhaal vraagt ons daarmee niet alleen te wijzen naar het Gloria in Excelsis Deo, of om stil te blijven staan bij de kerststal en het bijhorende engelenhaar. Het kerstverhaal dat vandaag het slot voor de eerste maal suggereert toont ons dat het een ‘en … en …’-verhaal is. Dat Jezus’ leven ook een keerzijde bezit. Een weg van kribbe naar kruis, van ‘Hosanna’ naar ‘Kruisig Hem’. Simeon zag geen stralend kind. Hij zag voor zich de weg van een mens Die op weerstand zou stoten.

Als we eerlijk zijn moeten we bekennen dat dit verhaal ogenschijnlijk weinig van doen heeft met een ‘heilige familie’. Ook al zijn Maria en Jozef de hoofdfiguren, toch gaat het om Jezus’ bestemming, om een vooruitblik op zijn latere unieke levensweg. Mooi en betekenisvol is de slotzin, de slotgedachte die daarmee dit jaar de overgang maakt naar Jezus’ openbaar leven. “Zij keerden naar hun stad Nazareth terug. Het kind groeide op en nam toe in krachten: het werd vervuld van wijsheid en de genade van God rustte op Hem”, zo lazen we (Lc 2,39b-40). En volgend jaar lezen we op hetzelfde feest het echte slotvers: “Het kind ging met hen mee naar Nazareth en was aan hen onderdanig. Zijn moeder bewaarde alles wat er gebeurd was in hart hart. En met de jaren nam Jezus toe in wijsheid en welgevalligheid Bij God en bij de mensen” (Lc 2,51-52). Daar moeten we het mee stellen, maar het zijn dan ook prachtige en betekenisvolle verzen. Want we kunnen terecht vertederd zijn over het kersttafereel, het houdt bij Lucas wel in dat God de weg kiest van het alledaagse. Jezus wordt geboren en groeit op in een doodgewoon Joods gezin. Hij houdt zich trouw aan alle voorschriften en gaat de weg van alle vlees. Een weg die Hijzelf niet gekozen heeft. En net zoals Hij zijn naam niet zelf gekozen heeft, net zo komt alles wat Hij zegt en doet niet van Hem. Zoals elk kind heeft gekregen, zo werd Hem alles meegegeven in de onopvallendheid van zijn gezin. Blijkbaar heeft God ervoor gekozen deze weg van het gewone mensenleven te gaan. Met die doodgewone alledaagsheid moeten we het stellen. Dit alleen reeds is meer dan voldoende om te beseffen hoe God werkelijk met ieder van ons omgaat. Het gaat om de alledaagsheid van uw en van mijn leven. Elders hoeven we Hem niet te zoeken, laat staan dat we Hem elders zullen vinden. Een mooie monastieke gedachte dus En passend bij de geloftevernieuwing van broeder Joseph.

1e lezing: Gen. 15, 1-6; 21, 1-3; 2e lezing: Hebr. 11, 8. 11-12. 17-19; evangelie: Lucas 2, 22-40
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978
Toen de tijd aanbrak, waarop zij volgens de Wet van Mozes gereinigd moesten worden, brachten zij het kind naar Jeruzalem om het aan de Heer op te dragen, volgens het voorschrift van de Wet des Heren: Elke eerstgeborene van het mannelijk geslacht moet aan de Heer worden toe geheiligd, en om volgens de bepaling van de Wet des Heren een offer te brengen, namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven. Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon, een wetgetrouw en vroom man, die Israëls vertroosting verwachtte en de heilige Geest rustte op hem. Hij had een godsspraak ontvangen van de heilige Geest dat de dood hem niet zou treffen, voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Door de Geest gedreven was hij naar de tempel gekomen. Toen de ouders het kind Jezus daar binnenbrachten, om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen, nam ook hij het kind in zijn armen en verkondigde Gods lof met de woorden: ‘Uw dienaar laat gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd, dat Gij voor alle volken hebt bereid; een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël.’ Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat van Hem gezegd werd. Daarop sprak Simeon over hen een zegen uit en hij zei tot Maria, zijn moeder: ‘Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden; en uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord,’ Er was ook een profetes, Hanna, een dochter van Fanuel uit de stam van Aser. Zij was hoogbejaard en na haar jeugd had zij zeven jaren met haar man geleefd. Nu was zij een weduwe van vierentachtig jaar. Ze verbleef voortdurend in de tempel en diende God dag en nacht door vasten en gebed. Op dit ogenblik kwam zij naderbij, dankte God en sprak over het kind tot allen die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten. Toen zij alle voorschriften van de Wet des Heren vervuld hadden, keerden zij naar Galilea, naar hun stad Nazareth terug. Het kind groeide op en nam toe in krachten; het werd vervuld van wijsheid en de genade Gods rustte op Hem.