Preek van 27 mei 2018

Preek van 27 mei 2018

We mogen dit nooit normaal gaan vinden. Mensen die worden mishandeld, omdat ze een keppel of davidster dragen. Het gebeurt nog steeds, ook hier in Nederland. Zo werd een jongen van 12 door een klasgenoot mishandeld en toegeschreeuwd met teksten als ‘Free Palestina’. Twee toeristen uit Israël werden in elkaar geslagen, en met een mes gestoken door twee jongens van 18. En in december sloeg een man met een Palestijnse vlag in de hand de ruiten in van een joods restaurant in Amsterdam.
Antisemitisme. Hoewel dit in onze samenleving ingebakken zit, veelal een gevolg is van een integratieprobleem onder vluchtelingen en allochtone jongeren, hangt het ook sterk samen met het conflict in Israël en Palestina. Zodra er iets in Israël gebeurt, zoals onlangs nog in Gaza en Jeruzalem, dan piekt het aantal antisemitische incidenten. Gaan wij dit ooit normaal vinden?
“Erken dan heden en prent het in uw hart”, aldus Mozes tot het volk, “de Heer is God in de hemel boven en op de aarde beneden; er is geen ander.”
De 1e lezing is genomen uit het boek Deuteronomium. Hierin horen we hoe het volk Israël de prediking van Mozes aanhoort, voordat zij zich in Kanaän gaan vestigen. In de tijd van zijn ontstaan echter moest deze verkondiging de ontheemde, landloze en vernederde Israëlieten in ballingschap vervullen met hoop voor de toekomst. Zo heeft de met klem naar voren gebrachte gedachte van Israël als ‘het eigen, heilig, priesterlijk volk van God’ ten doel om het gedesillusioneerde Israël van de ballingschap weer een eigen identiteit te geven, alsmede een waardige status onder de volkeren.
Binnen dit kader past ook de 1e lezing van vandaag. Hierin wordt de uniekheid van JHWH in een universeel kader geplaatst. Zo is sinds de schepping nergens ter wereld iets gebeurd dat vergelijkbaar is met de exoduservaring van Israël. In de godenwereld is de God van Israël dan ook de enige God die het aangedurfd heeft, om een grensoverschrijdende reddingsactie te ondernemen, en voor zichzelf - midden uit een ander volk - een volk te gaan halen: zijn eigen volk. Deze wonderbaarlijke bevrijding uit Egypte had een didactische functie: Israël laten beseffen dat JHWH, de enige ware God is. Een besef dat uiteindelijk ook in daden moet worden omgezet: ”Onderhoud zijn voorschriften en geboden die ik u heden geef”, aldus Mozes in de 1e lezing. Mogen wij ook dit ooit normaal gaan vinden?
“Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen”, zegt Jezus tot zijn leerlingen, “en doopt hen in de Naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.”
In de evangelielezing van vandaag horen we hoe Jezus aan zijn leerlingen verschijnt. Maar met geen woord rept Matteüs over de uitwerking van deze verschijning bij de leerlingen. Voor hen is het na de terechtstelling van hun meester de eerste keer dat zij hem als opgestane heer met eigen ogen aanschouwen. Geen ontzetting, geen verbazing, geen vrees, geen blijdschap. Zou men niet uit het voorafgaande weten dat het om de gekruisigde en opgestane gaat, dan zou men het uit deze vertelling nauwelijks ervaren. De enige reactie die Matteüs meedeelt, is dat zij Jezus hun hulde bewijzen door voor hem op de grond te vallen. Sommige echter twijfelen.
Dit element van twijfelen laat zien dat de leerlingen niet lichtgelovig zijn, en dat het verrijzenisgeloof geen sinecure is. Evenmin mogen we hierin de situatie van de latere gemeente onderkennen, voor wie Matteüs zijn evangelie met dit verhaal besluit. Die generatie telde vermoedelijk geen ooggetuigen meer. Desalniettemin, die twijfel weerhoudt Jezus er niet van om zijn leerlingen te belasten met de taak om zijn werk voort te zetten. Zij moeten alle volkeren in aanraking brengen met de concrete weg die Jezus heeft gewezen, alsmede de uitleg die hij van Wet en profeten heeft gegeven. “Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen”, zegt Jezus tot zijn leerlingen, “doopt hen in de Naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en leert hun te onderhouden alles wat ik u bevolen heb.”
Dopen, leren en onderhouden horen onlosmakelijk bij elkaar. Wie leerling van Jezus wordt - Hem wilt navolgen -, laat zich niet alleen dopen, maar probeert het ook in praktijk te brengen: in het concrete leven van iedere dag, in zijn doen en laten, in woorden en concrete daden van naastenliefde. Mogen wij ook dit ooit normaal gaan vinden?
Ondanks radicalisering en verruwing naar alle kanten in onze samenleving, en een groeiend verlies van democratische kernwaarden, zijn er ook projecten van joden en moslims die gezamenlijk proberen te voorkomen dat de spanningen in het Midden-Oosten naar Nederland overslaan. Elkaar leren kennen: een goede manier om vooroordelen te bestrijden.
En wij? Hoe zit het met ons? In de 1e lezing hoorden we dat Israël moet erkennen dat JHWH de enige ware God is. Een inzicht dat uiteindelijk ook in concrete daden moet worden omgezet: het onderhouden van de voorschriften en geboden Gods. En in het evangelie dat ieder die Jezus wilt navolgen - Zijn weg wilt bewandelen -, zich niet alleen moet laten dopen, maar het ook in de praktijk moet brengen. Gaan ook wij dit normaal vinden? Amen.

1e lezing: Deut. 4,32-34.39-40; 2e lezing: Rom. 8,14-17; evangelie: Mattëus 28,16-20
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
De elf leerlingen begaven zich naar Galilea, naar de berg die Jezus hun aangewezen had. Toen zij Hem zagen, wierpen ze zich in aanbidding neer; sommigen echter twijfelden. Jezus trad nader en sprak tot hen: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest en leert hun te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb. Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld.’