Preek van 30 september 2018

Preek van 30 september 2018

Midden in het centrum, Amstel 178, van onze hoofdstad zijn er een aantal exclusieve clubs opgericht: Vesper – Marktkantine – en Pananche. Ze zijn exclusief omdat er alleen maar bepaalde mensen worden toegelaten. In het verleden had de Katholieke Kerk dit ook een beetje over zich. U kent allemaal de term: “buiten de Kerk geen heil”. Voor de leerlingen van Jezus is het nooit de bedoeling geweest dat zij een exclusieve club zouden vormen. Toch zit er altijd het gevaar in: we hoorden het in die eerste lezing: twee mannen die geen deel uitmaakten van de groep van 70 traden als profeet op. Jozua – niet de eerste de beste, want later zou hij Mozes opvolgen – ergerde zich aan dat duo “Mozes moet die nepprofeten de mond snoeren”, vond hij “”Want wie optreedt zonder officiële machtiging ondermijnt de religieuze gezagsstructuren, tast het gezag van de aangestelde profeten aan en uiteindelijk ook de leiderspositie van Mozes zelf….”
Maar Mozes volde die redenering niet “Ik zou juist willen dat heel het volk van de Heer profeet was; dat elke Israëliet drager en verkondiger was van Gods Geest.” Ongeveer hetzelfde hoorden we in de evangelielezing. De apostel Johannes beklaagt zich erover dat een of andere onverlaat duivels uitdrijft in de naam van Jezus, terwijl hij zelfs geen leerling van Jezus is. Zo’n man zonder mandaat schept verwarring. Dat moet ophouden. Maar net als Mozes legt Jezus dit advies naast zich neer: “Laat maar. Wie zoiets doet en daarbij verwijst naar Mij en mijn Boodschap, die is niet tegen ons. Integendeel, die zet zich in voor het heil dat God voor mensen wil.”
En nu naar onze tijd: Gewijde priesters zijn geroepen en hebben de macht om voor te gaan in de geloofsgemeenschap. Zij zijn door handoplegging, de opvolgers van de apostelen. Maar hoe zit het dan met de Geest die werkzaam is in iedere gelovige? De Geest laat zich niet aan banden leggen door structuren. Hij waait waar Hij wil. Toch heeft het officiële Romeinse Kerkinstituut daar moeite mee. Zij kiest vaak voor risicoloze zekerheid en duidelijkheid. Je zou kunnen zeggen de lijn Jozua/Johannes. De meesten van ons zijn opgegroeid met het klerikale kerkbeeld: Paus, bisschoppen, priesters en diakens als herders van een zwijgende, volgzame geloofsgemeenschap.
Maar gelukkig is daar sinds het 2e Vaticaans Concilie verandering in gekomen en werd de mondigheid van het volk Gods herontdekt en werd de nadruk gelegd op de verantwoordelijkheid van iedere gelovige en dat de geest van de verkondiging ook in hen werkzaam is. De actieve inbreng van niet-gewijde gelovigen in zake verkondiging, pastorale werkzaamheden en gebedsbijeenkomsten moet de kans krijgen, zeker nu er een groeiend tekort is aan priesters. Ik zou met Mozes willen zeggen: Ik zou willen dat heel het volk, iedere gedoopte, drager en verkondiger zou zijn van de Geest Gods, want zulke mensen zijn niet tegen ons. Zulke mensen verwijzen naar Jezus en zijn Boodschap. De Geest waait waar Hij wil. Wil de toekomst van de Kerk gewaarborgd blijven dan moet zij met de genade Gods en geïnspireerd door zijn Geest weer op zoek gaan naar de evangelische bronnen en inspelen op de behoefte en mogelijkheden van deze tijd. Op die manier kan Mozes’ droom en die van Jezus beetje bij beetje werkelijkheid worden. Mozes en Jezus willen juist dat heel het volk de Heer zou verkondigen. Dus laten wij de Geest Gods niet de pas afsnijden en van de Kerk geen exclusieve club maken!

1e lezing: Numeri 11,25-29; 2e lezing: Jakobus 5,1-6; evangelie: Marcus 9,38-43.45.47-48
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Johannes tot Jezus: ‘Meester, we hebben iemand die ons niet volgt, in uw naam duivels zien uitdrijven, en we hebben getracht het hem te beletten, omdat hij geen volgeling van ons was.’ Maar Jezus zei: ‘Belet het hem niet, want iemand die een wonder doet in mijn Naam, zal niet zo grif ongunstig over Mij spreken. Wie niet tegen ons is, is voor ons. Als iemand u een beker water te drinken geeft omdat gij van Christus zijt, voorwaar Ik zeg u: zijn loon zal hem zeker niet ontgaan. Maar als iemand een van deze kleinen die geloven, aanstoot geeft, het zou beter voor hem zijn als men hem een molensteen om de hals deed en in zee wierp. Dreigt uw hand u aanstoot te geven, hak ze af; het is beter voor u verminkt het leven binnen te gaan dan in het bezit van twee handen in de hel te komen, in het onblusbaar vuur, het is beter voor u kreupel het leven binnen te gaan dan in het bezit van twee voeten in de hel te worden geworpen. Het is beter voor u met een oog het Rijk Gods binnen te gaan dan in het bezit van twee ogen in de hel te worden geworpen, waar hun worm niet sterft en het vuur niet gedoofd wordt.