Preek van 8 december 2019

Preek van 8 december 2019

“Iedereen heeft anderen nodig. Geen mens kan op zichzelf bestaan.” Deze woorden sprak minister Sigrid Kaag afgelopen week in de Singelkerk te Amsterdam. In de zogeheten serie ‘Preek van de Leek’ vroeg zij aandacht voor het schrikbarende aantal eenzamen in de samenleving. Want mede door de komst van de smartphone, aldus de minister, is de onderlinge communicatie tussen mensen sneller en oppervlakkiger geworden. “We laten degenen die niet aan onze succesverwachting voldoen uit ons leven drijven”, aldus Kaag. “Dat drukt onevenredig hard op degenen die afhankelijk en hulpbehoevend zijn. We duwen hen weg naar de marges, met eenzaamheid als gevolg.” Daarom moet er ook, zo bepleit zij, meer werk worden gemaakt van “de omhelzing door de gemeenschap, de verbinding tussen mensen onderling.” … “Iedereen heeft anderen nodig. Geen mens kan op zichzelf bestaan.”

En daarom zal hij de kleinen recht verschaffen, hoorden wij zojuist in de 1e lezing, “een eerlijk vonnis spreken over de geringsten der aarde, maar de uitbuiter zal hij striemen met de gesel van zijn mond en de boosdoener doden met de adem van zijn lippen.”

De 1e lezing van vandaag is genomen uit de profeet Jesaja. Als prediker staat Jesaja in zijn eigen tijd, en richt hij zich tot zijn tijd- en landgenoten. Vanuit zijn kritische analyse van de samenleving confronteert hij het volk met de realiteit, en met de consequenties daarvan voor de toekomst, die heil of onheil kan brengen. Zo klinken er woorden van protest tegen sociaal onrecht, tegen een incompetente regering, alsmede tegen een cultus zonder inhoud.

Hierbij herinnert ook Jeremia aan de bekoring voor koningen om misbruik te maken van hun macht, en grootse monumenten op te richten ten koste van de arbeiders. Er worden schitterende paleizen gebouwd. Ze ademen ruimte en schoonheid. Maar de binten kraken, zoals de botten van de slaven die worden afgebeuld. Het loon blijft in de koninklijke schatkist, en de bouwers lijden honger. Maar een rechtvaardige koning - zoals hij die komen zal uit de 1e lezing - doet de arme en geringe mensen recht wedervaren. Zij krijgen van hem wat hun toekomt: “de kleinen zal hij recht verschaffen, een eerlijk vonnis spreken over de geringsten der aarde.”

Het doel van de profetie was, en is: om het volk een spiegel voor te houden, hen op te roepen tot bekering, en dit in concrete daden te doen omzetten. Want uiteindelijk heeft iedereen de ander nodig, geen mens kan op zichzelf bestaan.

Maar “wie heeft u voorgespiegeld, dat ge de dreigende toorn kunt ontvluchten?”, roept Johannes de Doper zijn toehoorders toe. “Brengt liever vruchten voort die passen bij bekering.”

Ook Johannes de Doper houdt zijn tijdgenoten een spiegel voor, en stelt de misstanden van zijn tijd aan de kaak. Scherp worden zijn woorden, wanneer hij ziet dat er vele Farizeeën en Sadduceeën komen om door hem gedoopt te worden. “Addergebroed”, roept Johannes hen toe, “wie heeft u voorgespiegeld dat ge de dreigende toorn kunt ontvluchten?” Bij dit beeld - scherp en weinig vleiend! - gaat het om giftige adders, die bij een naderbij komende brand instinctmatig hun nesten verlaten. Zo vluchten ook deze Farizeeën en Sadduceeën voor de komende toorn van God, die als een verterend vuur naderbij komt. Juist zij krijgen in krasse taal te horen, dat bekering alléén - een doop alléén - niet voldoende zijn, maar dat deze ook in daden moeten worden omgezet. Bekering en concrete daden van naastenliefde zijn twee kanten van één en dezelfde medaille, namelijk: de radicale, volledige ommekeer naar God.

En juist zij krijgen dat te horen: de Farizeeën en Sadduceeën. Zij, die menen dat de komende toorn van God hen niet zal raken, omdat ‘Abraham hun vader is.’ Wat in het toenmalige Jodendom een reden was om trots op te zijn, is nu van geen enkele waarden meer. De waardepapieren zijn waardeloos geworden, omdat de ‘dekking’ - het hebben van Abraham tot vader - is opgeheven. Zij, die menen gedekt te zijn door Abraham tot vader te hebben, krijgen nu te horen dat zij ‘adderengebroed’ zijn, en liever vruchten moeten voortbrengen die passen bij bekering. Heeft niet iedereen de ander nodig? En kan geen mens op zichzelf bestaan?

Geldt dit ook niet voor ons? Voor onze gemeenschap? Onze omgeving? Onze samenleving? In de lezingen van vandaag horen we twee profeten - Jesaja en Johannes de Doper -, die ieder in zijn eigen tijd de misstanden binnen de samenleving aan de kaak stelden, en hun tijd- en landgenoten opriepen om zich te bekeren. Niet door zich te bekeren alléén, maar ook door dit om te zetten in concreet daden van naastenliefde.

Niet alleen toen, maar ook vandaag de dag. Want komen ook wij van tijd tot tijd tot inkeer? En proberen wij een ander, beter leven te gaan leiden? Zo heeft onlangs, naast Sigrid Kaag, ook de CDA-minister Hugo de Jonge in een kerkdienst aandacht gevraagd voor het groot aantal eenzamen in de samenleving. Het is, aldus de bewindsman, onze scheppingsopdracht om er te zijn voor anderen die op ons rekenen. “Dat hoeft niet altijd met grootse prestaties. Het begint bij wat we zelf doen om het leven van een ander een beetje beter te maken.” … Iedereen heeft anderen nodig. Geen mens kan op zichzelf bestaan.
En wij? Wat doen wij? Amen.


1e lezing: Jesaja 11, 1-10; 2e lezing: Romeinen 15, 4-9; evangelie: Matteüs 3, 1-12
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd trad Johannes de Doper op en predikte in de woestijn van Judea: `Bekeer u, want het koninkrijk der hemelen is ophanden.' Want hij is het over wie door de profeet Jesaja is gesproken: Een stem roept in de woestijn: Bereid de weg van de Heer, maak zijn paden recht. Deze Johannes had een kleed aan van kameelhaar en droeg een leren gordel om zijn middel. Zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing. Toen liep Jeruzalem en heel Judea en heel de streek rond de Jordaan naar hem uit. Ze lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, en beleden hun zonden. Toen hij zag dat velen uit de kringen van farizeeën en sadduceeën op zijn doop afkwamen, zei hij tegen hen: `Addergebroed, wie heeft u voorgespiegeld dat u de komende toorn kunt ontlopen? Breng liever vrucht voort waaruit bekering blijkt. En denk maar niet dat u van uzelf kunt zeggen: "Wij hebben Abraham als vader." Want ik zeg u dat God van deze stenen kinderen kan maken voor Abraham. De bijl ligt al aan de wortel van de bomen. Iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur gegooid. Ik doop u in water met het oog op bekering. Maar Hij die na mij komt, is krachtiger dan ik. Ik ben te min om Hem zijn sandalen te brengen. Hij zal u dopen in heilige Geest en vuur. De wan heeft Hij al in zijn hand, en Hij zal zijn dorsvloer opruimen; zijn graan zal Hij verzamelen in zijn schuur, maar het kaf verbranden in onblusbaar vuur.'