Dierbare broeders en zusters, goedemorgen en van harte welkom bij onze eucharistieviering in de eerste week van de Advent. Advent, wat aankomst betekent, is een tijd van voorbereiding of verwachting op de komst van Jezus, onze Verlosser. De voorbereiding waarop we hopen, is een innerlijke voorbereiding om ons hart en ziel te richten op de wil van God, de Verlosser van de wereld, God de mens geworden Zoon. Als symbool van de innerlijke voorbereiding op de geboorte van Jezus Christus met Kerstmis, wordt een Adventskrans neergezet met vier kaarsen, die elke week worden aangestoken en die allemaal in de vierde week van de Advent worden aangestoken. Door deze kaarsen elke week aan te steken, worden we geholpen ons dichter bij het ware Licht te voelen, Jezus Christus, die naar de wereld kwam om de mensheid te verlossen.
Deze eerste week van de Advent helpt ons dus om ons leven te heroriënteren op God en de komst van Zijn Koninkrijk in deze wereld. Om deze Adventstijd in te gaan en de Eucharistie goed te vieren, laten we dan onze fouten belijden en om vergeving vragen.
Dierbare broeders en zusters, we leven in een wereld vol onzekerheid en onvoorspelbaarheid, sociale en politieke onrust en schijnbaar eindeloos menselijk lijden. Zelfs collectieve overeenkomsten kunnen zonder sancties of straf worden geschonden. Overeenkomsten zijn geënsceneerd en staan haaks op de realiteit. Zelfs in een geordend leven kan er nog steeds wanorde ontstaan. Regels worden gemaakt, maar gebroken door degenen die ze maken. Menselijke factoren lijken onlosmakelijk verbonden met het gemeenschapsleven.
In dergelijke situaties kunnen verschillende reacties optreden: zich terugtrekken, de kwestie negeren omdat men het irrelevant vindt, gewoon praten zonder duidelijke vervolgstappen, of proberen zich uit te spreken en concrete actie te ondernemen in de hoop op verandering. We moeten beseffen dat actuele gebeurtenissen een aanzienlijke impact kunnen hebben op ons toekomstige leven. Op deze manier zien en leven we ons leven niet alleen voor het heden of voor onszelf, maar kijken we ver vooruit. De lezingen die we vandaag hebben gehoord, nodigen ons uit om over verschillende dingen na te denken:
Ten eerste worden we door de profeet Jesaja in de eerste lezing uitgenodigd om ons leven niet alleen voor het heden, maar ook voor de toekomst te zien en te leven. De toekomst is verbonden met ons voortbestaan, met een rechtvaardig en vredig leven dat uiteindelijk leidt tot het eeuwige leven. De profeet Jesaja zag het leven voorbij de nauwe en benauwde grenzen van zijn huidige leven, met hoop en geloof in de toekomst. Jesaja leefde in een tijd die vergelijkbaar was met de onze onrust, oorlog en verval op veel gebieden. Zijn nabijheid tot God stelde Jesaja in staat een nieuwe toekomst te zien ontstaan. Hij zag diep in wat er in die tijd gebeurde. Hij zag een prachtig nieuw leven voor zich: een volk dat zich tot God schaart, Hem prijst, bereid is naar Zijn woord te luisteren en ernaar te leven. Een volk dat tot God komt, zal beseffen dat God hun rechter zal zijn. Door God weer een plaats in hun leven te geven, zullen ze weer in Gods licht wandelen. Dit zal hun leven kalmer en vrediger maken, omdat er geen oorlog meer zal zijn, geen wapens meer, maar harmonie en vrede.
Ten tweede herinnert Jezus ons aan de evangelielezing van vandaag hoe we een goed en rechtvaardig leven kunnen leiden, door de gebeurtenissen van Noach te vertellen. In tegenstelling tot de profeet Jesaja, was Noach meer een praktisch mens, een doener die onmiddellijk deed wat hij goed en noodzakelijk vond. Hij zag dat veel dingen niet goed gingen in de wereld, omdat veel mensen hun leven uitsluitend leefden om in hun eigen behoeften, die van hun gezin en hun kleine groep te voorzien, zonder zich de gevolgen van hun levensstijl te realiseren. De levens van de mensen in die tijd waren een voorbeeld over de oppervlakkigheid van het leven. Toen Noach de ark binnenging, waren ze zich er nog niet van bewust, totdat de zondvloed kwam en hen wegvaagde. Dankzij zijn nabijheid tot God had Noach een andere manier van leven. Genesis hoofdstuk 6 vers 9 stelt dat Noach "een rechtvaardig man was en onberispelijk in zijn wegen onder de mensen van zijn tijd; hij richtte zijn schreden op God. Noach wandelde met God." De evangelielezing van deze week luidt: "Twee mannen zullen op het land zijn; de een zal worden aangenomen en de ander achtergelaten; twee vrouwen zullen aan het malen zijn bij de molen; de een zal worden aangenomen en de ander achtergelaten" (Matteüs 24:40-41). De diepgang van het leven helpt ons om anders te leven en ons meer te bekommeren om het algemeen belang.
Ten derde herinnert Paulus ons eraan dat we in wezen goede mensen zijn, maar dat we ons misschien gewoon laten afleiden door ons eigen leven, onze eigen behoeften en die van degenen die ons het meest na staan. We zijn ons er misschien ook niet van bewust dat ons leven kleur geeft aan het leven. Onze goedheid kan de goedheid van het gezamenlijke leven beïnvloeden. In deze eerste week van de advent worden we uitgenodigd om ons meer bewust te zijn van en ons te richten op de goedheid in ons eigen leven en dat van anderen. Door ons te richten op de goedheid, kan een nieuwe ordening van het leven worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door niet te denken aan of te praten over de slechtheid van anderen, maar over de goedheid. Fouten maken is onvermijdelijk omdat we zwak zijn, maar als we aandacht besteden aan de inspanningen, die we hebben geleverd, zullen we geholpen worden om de vooruitgang te zien die we hebben geboekt.
1e
lezing: Jesaja 2, 1-5; 2e lezing: Romeinen 13, 11-14; evangelie: Matteüs 24, 37-44
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Zoals het ging in de dagen van Noach, zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon. Zoals toch de mensen in de dagen voor de zondvloed doorgingen met eten en drinken, met huwen en ten huwelijk geven, tot op de dag, waarop Noach de ark binnenging, en zij niets vermoedden, totdat de zondvloed kwam en allen wegrukte: zo zal het ook gaan bij de komst van de Mensenzoon. Dan zullen er twee op de akker zijn: de een wordt meegenomen, de ander achtergelaten; twee vrouwen zullen met de molen aan het malen zijn: de een wordt meegenomen, de andere achtergelaten. Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt. Begrijpt dit wel: als de eigenaar van het huis wist op welk uur van de nacht de dief zou komen. zou hij blijven waken en in zijn huis niet laten inbreken. Weest ook gij dus bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur, waarop gij het niet verwacht.