Preek van 21 januari 2018

Preek van 21 januari 2018

Schrijven in telegramstijl is niet prettig leesbaar, maar de boodschap komt over en dat is de bedoeling ervan. Ik zal u daar een voorbeeld van geven: “Ik heb de kamer helemaal netjes opgeruimd en de koffie alvast gezet voor de visite, dus wat mij betreft mogen ze komen”. In telegramstijl klinkt het zo: “kamer opgeruimd, koffie gezet, visite mag komen.”
Vandaag in het evangelie een aantal steekwoorden in telegramstijl: De tijd is vervuld – Het Rijk Gods is nabij – Bekeert u – Gelooft in de Blijde Boodschap – Komt, volgt Mij. De tijd is vervuld: In alle drie lezingen van deze zondag gaat het over tijd. “Nog 40 dagen en Ninivé zal vergaan.” God kondigt door de profeet Jona verwoesting aan, maar op het laatste moment ziet Hij daar van af. God krijgt spijt. Toen God zag wat de Ninivieten deden, hoe zij zich bekeerden van hun boze weg, berouwde het God over het kwaad dat Hij gedreigd had hun te zullen aandoen en Hij deed het niet. Dat lees je meer in de Bijbel. Denk maar aan het volk Israël in de woestijn, op weg naar het beloofde land. Ook daar kreeg God berouw over zijn plan het volk te vernietigen. Als het er op aan kwam, kon Hij het niet over zijn Vaderhart verkrijgen Israël te verdelgen.
Als je daaraan denkt, aan Gods berouw, dan vraag je je af: zou dat misschien in de toekomst ook kunnen gebeuren? Er staan in de Bijbel ten slotte nog al wat woorden van de profeten en ook van de apostelen en ook van Jezus zelf, over het laatste oordeel. De aarde zal in vuur vergaan en al Gods vijanden zullen worden vernietigd. Zou het niet mogelijk zijn dat God ook over dat plan berouw krijgt? Zou het niet zo zijn dat God het wel zegt maar het niet doet. Ik hoop het. En ik denk dat Gods berouw groot genoeg is om de hele wereld te sparen. Stel je voor: geen oordeel, geen vernietiging, geen wereldbrand. Maar vrede en vrijheid, een feest voor alle volken. Maar dan moeten we wel aan één voorwaarde voldoen: Bekeert u, zoals in het telegram stond. Bekeert u en gelooft in de blijde boodschap. Dus wij mensen moeten ons bekeren van onze boze wegen, wij moeten ons omkeren voor het te laat is!
In de tijd van Noach was het te laat en er kwam een zondvloed: eerst de ark en dan de regenboog. De boog van verzoening tussen de hemel en de aarde. En dan even later in de geschiedenis, Abraham: “De Heer riep: luid stijgt de roep om wraak uit Sodom en Gomorra. Uitermate zwaar is hun zonde.” Ook voor deze twee steden was het te laat! Maar Ninivé kwam tot bekering en God zag van zijn plan af. Zo gaat het eigenlijk de hele geschiedenis door. De geschiedenis is vol van kwaad, vol gruwelen en gewelddadigheden. Dagelijks wordt ons zoveel hartverscheurend leed getoond, dat we ons wel moeten verharden wil het gewone leven nog doorgang kunnen vinden. En dan te weten dat alles wat we zien maar een fractie is van wat je niet ziet. En de oorsprong van al dat kwaad is het menselijk hart. Daar begint het. De maat is vol. Zo was het reeds in de dagen van Johannes de Doper. “Hij heeft de wan in de hand om zijn dorsvloer grondig te zuiveren. Reeds ligt de bijl aan de wortel van de bomen.” En dan komt Jezus en Hij zegt: “De tijd is vervuld”, of anders gezegd: de maat is vol. “Bekeert u”. Waarin moet onze bekering dan bestaan? Weer dat telegram: “Gelooft in de blijde boodschap.”
Heel onze wereld is één groot Ninivé. Heel onze wereld is één groot Sodom en Gomorra in de zonde, maar ook in de genade. Terwijl de tijd vol loopt met kwaad, een vloed van zonden ons tot de lippen stijgt, de beker vol is, de maat vol, zendt God zijn eigen Zoon, niet om ons te oordelen en te veroordelen, te straffen, maar om ons de genade te geven ons te bekeren. Paulus zegt dat zo mooi: “De tijd is kort geworden,” en ook zegt hij: “Waar de zonde heeft gewoekerd, werd de genade mateloos.” En daarvan is de Kerk, waarvan wij in het evangelie het begin hoorden, het genadevolle teken, het sacrament dat verwijst naar Gods barmhartigheid. Het is een geliefd beeld van de kerkvaders: de ark van Noach op de wateren van de zondvloed. Jezus zegt: “Komt, volgt Mij, Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt”, om in het sleepnet van de Kerk te redden die anders in de zondvloed verloren zouden gaan.
“Komt, volgt Mij” is niet alleen tot zijn apostelen gericht, maar aan ons allen. Het gaat om zijn persoon. Wij allen zijn geroepen Hem na te volgen, of zoals Benedictus zegt: Niets boven Jezus stellen.” Onze roeping betekent een totale ommekeer en er wordt verwacht dat ze onmiddellijk is. Jezus vraagt aan zijn leerlingen en dus ook aan ons een totale instemmende overgave.
Dus nog één keer het telegram: De tijd is vervuld – Het Rijk Gods is nabij – Bekeert u – Gelooft in de Blijde Boodschap – Komt, volgt Mij. Doe het! Het is nog niet te laat!

lezing: Jona 3,1-5.10; 2e lezing: 1Kor. 7,29-31; evangelie: Marcus 1,14-20
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Nadat Johannes was gevangen genomen, ging Jezus naar Galilea en verkondigde er Gods Blijde Boodschap. Hij zeide: ‘De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.’ Toen Hij eens langs het meer van Galilea liep, zag Hij Simon en de broer van Simon, Andreas, terwijl zij bezig waren het net uit te werpen in het meer; zij waren namelijk vissers. Jezus sprak tot hen: ‘Komt, volgt Mij, Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt.’ Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem. Iets verder gaande zag Hij Jacobus, de zoon van Zebedeus en diens broer Johannes; ook zij waren in de boot bezig met hun netten klaar te maken. Onmiddellijk riep Hij hen. Zij lieten hun vader Zebedeus met de dagloners in de boot achter en volgden Hem.