Preek van 9 mei 2024

Preek van 9 mei 2024

Hemelvaart

In zekere zin zouden we kunnen zeggen dat Hemelvaartsdag een beetje uit de toon springt. Want – kijken we naar xde apostelen – dan past feestvreugde moeilijk wanneer Jezus ons definitief verlaat. En een hoogfeest dat midden in de week valt associëren we eerder met een doordeweekse vrije dag Maar het anderzijds mag het toch gezegd worden dat we geen enkel kerkelijk feest kennen waarop we zo duidelijk zien hoe de hemel en de aarde op elkaar betrokken zijn. Hemelvaart betekent niet zozeer dat Jezus ver weg gaat, maar wel dat de hemel dichtbij is. Hemelvaartsdag is daarom de dag bij uitstek om op aarde de hemel te zien.

In het boek der Handelingen lezen we dat twee mannen in witte gewaden de verweesde apostelen opmerkzaam maken: “Wat staan jullie toch naar de hemel te kijken?” (Hand. 1,11). De vraag waarmee we deze viering zijn ingezet: ‘Viri Galileii, quid admiramini aspicientes in coelum?’ De apostelen kijken blijkbaar de verkeerde kant uit. Jezus zelf heeft toch bij talrijke gelegenheden over de hemel gesproken, maar had Hij het niet over een plaats of een ruimte ver weg. Met het woord ‘hemel’ doelde Hij op God. En wanneer er staat dat Jezus opgenomen wordt in de hemel dan betekent dit dat Hij thuisgebracht wordt in God. Dat Hij opgenomen wordt in de intimiteit van de Vader en de H. Geest. Hij die uit God geboren is en zijn zending volbracht heeft, Keert, bij wijze van spreken, terug naar de geborgenheid in God. In dit verband is het raadzaam om Pasen, Hemelvaart en Pinksteren als één totaal gebeuren van Christus’ verrijzenis te zien. Geen drie afzonderlijke historische feiten met andere woorden maar drie aspecten van het ééne en voornaamste heilsgebeuren uit de geschiedenis van God en mens. Omdat daarvoor geen woorden voor bestaan om dit te duiden gedenkt de kerk, in navolging van Lucas, Jezus’ Hemelvaart veertig dagen na Pasen . Denkend aan het verblijf van Israël in de woestijn, aan de reis van Elia naar de Horeb, en aan Jezus’ verblijf in de woestijn verwijst het getal veertig naar een tijd van innerlijke verandering bij de leerlingen. Die volle tijd hadden ze nodig – en laat ons eerlijk zijn, ook wij kunnen best elk jaar veertig dagen gebruiken – om te vatten wat het voor ons betekent dat Jezus uit de dood is opgestaan en leeft in de liefde van God.

De kruisdood van Jezus leek het bittere einde van een toegewijd bestaan aan God en mensen. Hij had bij Johannes in de rij gestaan en had zich laten dopen. Een overrompelende ervaring was dit voor Hem geweest. En zelf had Hij veertig dagen had in de woestijn nodig om te beseffen waartoe Hij door zijn Vader geroepen was. 
Het grote geheim van God, die leven geeft en mensen tot leven wekt.
En zo levend opende Jezus zich voor menigeen die niet in tel was, die geen naam en gezicht had, die in het verhaal van de groten niet voorkwamen. Voor hen opende Jezus de hemel. Die kleinen wisten zich bemind, ervaarden de hemel op aarde: thuis te zijn bij God.
De dood leek het laatste woord te hebben en de leerlingen van Jezus waren ten einde raad. En Jezus’ leven mag dan wel een gewelddadig einde kennen, op zijn leven vanuit God, zijn leven voor God, daar had de dood geen greep op. God heeft daar het laatste woord, zoals Hij ook het eerste woord heeft dat leven geeft en tot leven roept.
Jezus is binnengegaan in de liefde die Hem een leven lang met zijn leerlingen verbond. Een liefde die de leerlingen op hun weg van veertig dagen nieuw leven heeft ingeblazen.

Wanneer wij vandaag de hemelvaart van de Heer gedenken, gaat het niet om een vlucht uit onze wereld maar om een opgenomen worden in het leven van God, om het thuisgebracht worden bij Hem uit wie Jezus een leven lang heeft geleefd.
En wij moeten niet naar de hemel staren, maar moeten ons laten bewonen door de H. Geest die van Vader en Zoon uitgaat, opdat ook wij op aarde, in dit aardse leven van alledag leven mogen als kinderen van het Licht en de hemel mogen openen voor wie niet in tel zijn.

1e lezing: Hand. 1, 1-11; 2e lezing: Efez. 4, 1-13; evangelie: Marcus 16, 15-20
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: `Trek heel de wereld door om aan elk schepsel de goede boodschap te verkondigen. Wie tot geloof komt en gedoopt wordt, zal gered worden, maar wie niet tot geloof komt, zal veroordeeld worden. De volgende tekenen zullen hen die tot geloof gekomen zijn, begeleiden: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, nieuwe talen zullen ze spreken, met hun handen zullen ze slangen opnemen, en als ze dodelijk gif drinken, zal dat hun niet deren. Zieken zullen ze de handen opleggen en zij zullen gezond worden.' Nadat de Heer Jezus hun dit gezegd had, werd Hij in de hemel opgenomen en nam Hij plaats aan de rechterhand van God. Zij trokken eropuit om overal de boodschap uit te dragen, terwijl de Heer meewerkte en het woord kracht bijzette door de begeleidende tekenen.