Preek van 1 april 2018

Preek van 1 april 2018

Broeders en zusters, Christus is opgestaan uit de dood! Hij is waarlijk verrezen! Jezus leeft! Dat is de merkwaardige boodschap van Pasen. Een dode die weer levend geworden is. Wie gelooft er nou zo iets? Waarop baseren wij deze uitspraak en dit geloof? Het evangelie van deze Paasmorgen vertelt ons enkel iets over een leeg graf. Er wordt ons niets verteld over het moment van de verrijzenis of over een ontmoeting met de verrezen Heer. Niets van dit alles! Enkel een leeg graf. Waarop is ons geloof in de Verrijzenis van de Heer gestoeld?
Het enige juiste antwoord is: op het getuigenis van de eerste leerlingen, zoals van Maria Magdalena, Petrus en Johannes. We geloven dat Jezus uit de dood is opgestaan omwille van het getuigenis van hen die met Jezus ‘gegeten en gedronken hebben’ tijdens zijn aardse en openbare leven maar ook nadat Hij uit de dood was opgestaan. Zij hebben getuigd van zijn dood – Hij is echt gestorven – en dat God Hem op de derde dag heeft doen opstaan. Hun verhaal, hun getuigenis heeft ons doen geloven.
Het getuigenis van deze eerste leerlingen is steeds verder doorverteld, van generatie op generatie gelovigen. Tenslotte hebben wij in dit getuigenis de waarheid, de schoonheid en de goedheid gezien. Wij hebben niet als de eerste leerlingen de verrezen Heer gezien en Hem met onze handen mogen aanraken maar iedere gelovige zal zeggen dat hij/zij toch de verrezen Heer heeft mogen zien in mensen en in gebeurtenissen van zijn/haar tijd. Want ook voor ons, vandaag, geldt dat ons geloof niet berust op redeneringen maar allereerst op een persoonlijke ontmoeting met de verrezen Heer.
De afgelopen week, broeders en zusters, hebben wij de waarheid, schoonheid en goedheid van Pasen mogen zien in een groots getuigenis van een Franse agent, Arnaud Beltrame. Deze jonge agent bood zichzelf vrijwillig aan om zo een ander mens te kunnen laten leven. Deze agent was heel bewust enkele jaren geleden katholiek geworden omdat hij geraakt was door het getuigenis over Jezus die de dood door liefde en nederigheid had weten te overwinnen. Nu gaf hijzelf een getuigenis dat liefde sterker is dan de dood. Hierdoor werd zijn getuigenis waar en kon zijn getuigenis – hoe gruwelijk ook – de schoonheid laten zien van een weggegeven leven uit liefde. Zijn getuigenis was een en al goedheid omdat geen groter liefde kan iemand hebben dan zijn leven te geven voor zijn vrienden. In dit getuigenis hebben wij de verrezen Heer mogen zien. Hij die overwint door liefde en nederigheid.
Zo zijn er zoveel momenten, personen en gebeurtenissen waarin wij de overwinning van het leven op de dood kunnen ervaren. De vraag is of wij dit willen zien en daarin willen geloven? Of behoren wij tot die cynici die enkel en alleen maar de dood zien en het duister nog duisterder willen maken?
Paasochtend laat ons het lege graf zien – heel bewust. We moeten het niet zoeken bij datgene wat dood en doods is maar daar waar liefde en nederigheid de dood en het kwaad overwint. Het evangelie zegt dat Hij te vinden is in Galilea d.w.z. in het gewone dagdagelijkse leven. Daar kunnen wij Hem ontmoeten en kan het getuigenis dat Hij leeft zichtbaar worden zodat wij kunnen zien en geloven en op onze beurt getuigen worden van de waarheid, de schoonheid, en de goedheid van Jezus, de overwinnaar van liefde en nederigheid! Zie en geloof!

Hand. 10,34a.37-43; 2e lezing: Kol. 3,1-4; evangelie: Johannes 20,1-9
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena, vroeg in de morgen - het was nog donker - bij het graf en zag dat de steen van het graf was weggerold. Zij liep snel naar Simon Petrus en naar de andere, de door Jezus beminde leerling, en zei tot hen: ‘Ze hebben de Heer uit het graf genomen en wij weten niet waar ze Hem hebben neergelegd.’ Daarop gingen Petrus en de andere leerling op weg naar het graf. Ze liepen samen vlug voort, maar die andere leerling snelde Petrus vooruit en kwam het eerst bij het graf aan. Vooroverbukkend zag hij de zwachtels liggen, maar hij ging niet naar binnen. Simon Petrus die hem volgde, kwam ook bij het graf en trad wel binnen. Hij zag dat de zwachtels er lagen, maar dat de zweetdoek die zijn hoofd had bedekt, niet bij de zwachtels lag, maar ergens afzonderlijk opgerold op een andere plaats. Toen pas ging ook de andere leerling die het eerst bij het graf was aangekomen, naar binnen; hij zag en geloofde, want zij hadden nog niet begrepen hetgeen er geschreven stond, dat Hij namelijk uit de doden moest opstaan.