Preek van 11 februari 2018

Preek van 11 februari 2018

Lepra, het is een afschuwwekkende kwaal die heel veel medelijden maar heel weinig medeleven wekt; een terminale huidziekte die we gemakkelijk verbinden met pater Damiaan De Veuster (1840-1889). Hoe vreselijk ook, we zien ze als een medisch probleem uit het verleden. Het zou jammer zijn mochten we ook het korte evangelieverhaal van deze zondag als een achterhaald feit beoordelen. Willen we er een zinvolle betekenis in vinden, dan moeten we ons verplaatsen naar de denkwereld van Marcus en zijn lezers. In de antieke Joodse wereld kende men geen strenge scheiding tussen binnen- en buitenkant, tussen ziel en lichaam, tussen psychiatrie en geneeskunde.
De vreselijke wonden van de melaatsheid hingen daar nauw samen met de zwaardere wonden die van binnen zitten: de ‘wonden van de ziel. Zwaarder, omdat weinigen deze zielswonden zien of willen zien. Ze zijn verborgen en voelen ondraaglijker aan dan de uiterlijke wonden. Soms zijn er in het leven van een mens dingen gebeurd, die zulke diepe wonden hebben veroorzaakt, dat ze die niet durven tonen. Elke herinnering, hoe klein en minimaal ook, doet teveel pijn en scheurt alles weer open. Het wordt weggestopt, soms jarenlang. Maar daarmee vaak ook het verlangen naar heling, naar genezing. Er is toch niets aan te doen, totdat … totdat er iets bijzonders gebeurt.

In het leven van de melaatse is dat de verkondiging van Jezus. Deze hebben bij hem het verlangen opgeroepen naar zuivering, naar heelheid. Wie van ons heeft niet het diepe verlangen om opnieuw zuiver en rein te zijn, ontdaan van de smet, van de zware rugzak die wij meezeulen in goede en kwade dagen. Soms volstaat dan een onverwacht teken, een goed woord van iemand dat ons te beurt valt. Dan weten wij dat het tóch mogelijk is geheeld te worden. De man uit ons verhaal droeg wel de zwaarste wonden die men zich in die tijd kon voorstellen. Want als je aan een kwalijke huidziekte leed Werd je automatisch uitgestoten door de maatschappij. Je werd een paria, een onaanraakbare, ook letterlijk. Uit eerste lezing laat zien hoe uitgebreid te joodse rituelen waren voordat een gereinigde opnieuw in de gemeenschap werd opgenomen, Het uitzonderlijke is wel dat deze melaatse niet op een afstand blijft staan maar openlijk de grens overschrijdt die de samenleving hem gesteld heeft. Het verlangen naar heling is té groot, té machtig. Dit is ook voor ons zo herkenbaar wanneer we het toch maar zelf moeten doen omdat er niemand is die voor ons opkomt.

De man gaat naar Jezus toe Jezus en roept Hem te hulp. Misschien lijkt dit wel triviaal tot we moeten bekennen hoe moeizaam het ons afgaat om hulp te vragen. Want hulp vragen is bekennen dat je onmachtig bent, hulpbehoevend. En dat vraag van een mens de nodige nederigheid. Wij moeten het beter verstaan als: hij riep hem te hulp. En die man zegt bovendien niet: ‘Jezus, help mij toch!’ en ook niet de ons bekende bede: “Heer Jezus, kom mij te hulp.”
Nee, hij begint anders: ‘Als u wilt!’, zegt hij. Hij geeft Jezus daarmee de vrije ruimte en tegelijkertijd drukt hij zijn geloof uit:  ‘U bent in staat mij te reinigen!’ Dat woord staat er: ‘reinigen’ en niet: ‘beter worden’. Het gaat hier precies om schoonmaken, om het verwijderen van het vuil dat iemand in zijn leven heeft opgelopen. Het gaat om het verlangen opnieuw een zuiver mens te kunnen zijn. Opnieuw de mens te zijn die je eigenlijk het liefst wilt zijn. Wanneer we dit verhaal vergelijken met de gelijknamige versie van Mattheüs en Lucas lezen we hier dat merkwaardige zinnetje: “Jezus werd door barmhartigheid bewogen”. Om het iets sterker uit te drukken zouden we kunnen zeggen: ‘Het ging Jezus door merg en been en raakt hem tot in het diepst van zijn ziel. Niet enkel de schrikbarende huidziekte maar Jezus wordt hier vooral geraakt door het geloof van die man. En dan geschiedt het wonder een dubbel wonder want het geschiedt aan beiden. Jezus raakt de man aan en geneest hem van zijn kwaal. Maar door die ander rein te maken, maakt Jezus zichzelf onrein. Hij overtreedt de wet en begaat daarmee dezelfde doodzonde die de man had begaan door naar Jezus te komen. Dit alles met als gevolg dat Jezus zichzelf als onreine uitsluit uit de gemeenschap.

Dierbaren, het gebeurt wel vaak dat juist korte verhalen uit de H. Schift de meeste zeggingskracht bezitten. Hetzelfde kan ook van een goede preek gezegd worden. Ik zou daarom enkel twee belangrijke gedachten willen meegeven.
1. Kijkend naar die man, staan we met Jezus vol bewondering om zijn rotsvast geloof in de kracht die van Jezus uitgaat om hem opnieuw integer, gaaf, oorspronkelijk te maken. Een geloof dat hij uitdrukt door enkel te zeggen: ‘Heer, als u wilt … ‘. Het is zelfs geen vraag maar eerder een bewondering, een affirmatie van wie Jezus is. Een dergelijk geloof spreken wij, monniken, eenmaal uit en wel bij de opening van de Completen: ‘God, behage het U mij te redden’. Ja, éénmaal slechts maar wel op het meest gepaste moment van de dag.
2. Kijkend naar Jezus zie ik in het gebaar dat Hij stelt een voorafbeelding van zijn uiteindelijke zending. Hij kwam om aarde om ons te verlossen van de zonde, van de smet die niemand ziet en kent en die wij met ons blijven meedragen wanneer we niet in Jezus geloven. Welnu, om ons van onze zonden te genezen en te verlossen heeft Hij – net als bij de melaatse – door zijn dood onze zonde uitgewist door ze op zich te nemen. Hij werd gekruisigd en gedood als een misdadiger, als een godslasteraar, de grootst denkbare zonde. Over enkele dagen gaan wij de veertigdaagse tocht gaan die ons uiteindelijk tot dit onbegrijpelijke Paasgebeuren zal brengen.

1e lezing: Leviticus 13,1-2.45-46; 2 lezing: 1Kor.10,31-33; 11,1; evangelie Marcus 1,40-45
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Er kwam eens een melaatse bij Hem die op zijn knieën viel en Hem smeekte: ‘Als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen.’ Door medelijden bewogen stak Hij de hand uit en raakte hem aan en sprak tot hem: ‘Ik wil, word rein.’ Terstond verdween de melaatsheid en was hij gereinigd. Terwijl Hij hem wegstuurde, vermaande Hij op strenge toon: ‘Zorg ervoor dat ge aan niemand iets zegt, maar ga u laten zien aan de priester en offer voor uw reiniging wat Mozes heeft voorgeschreven, om ze het bewijs te leveren.’ Eenmaal vertrokken begon de man zijn verhaal overal in het openbaar te vertellen en ruchtbaarheid aan de zaak te geven, met het gevolg, dat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen, maar buiten op eenzame plaatsen verbleef. Toch kwamen de mensen van alle kanten naar Hem toe.