Preek van 12 januari 2020

Preek van 12 januari 2020

Op dit feest van de Doop van de Heer hoorden we zojuist het prachtige getuigenis van de profeet Jesaja over het beeld van de ware rechtvaardige. De mens die wij hopen te worden en wel in de ogen van God. Want ooit zei God: “Laten wij de mens maken naar ons beeld om op ons te gaan lijken”. Dat heeft Hij niet enkel zoveel eeuwen geleden gezegd, maar ik geloof echt dat Hij deze wens bij de geboorte van elk kind uitspreekt. ‘Dat dit kind een mens mag worden naar mijn beeld om op Mij te lijken.’ Want dit is trouwens ook de wens van de ouders bij de geboorte van een kindje. En we kunnen gerust nog verder gaan in deze vergelijking. Net zoals een man en een vrouw een kind verwekken uit liefde, omdat zij het willen liefhebben, koesteren en tot volle wasdom laten uitgroeien Net zó laat God uit liefde elk kind geboren worden, want Hij is liefde.

Dat prachtige beeld nu dat Jesaja schetst is de roeping van de mens. Zo worden wij kinderen van God, en weten maar al te goed hoe sterk kinderen op hun ouders kunnen gelijken. Net zo worden wij de gestalte van God en dankzij zijn kinderen wordt God zichtbaar in deze wereld opdat wij, mensen voor elkaar zouden zijn, zo goed als God is. Het zijn mooie gedachten, denken we, maar de werkelijkheid is wel anders! Kijken we om ons heen, bladeren we eventjes door het geschiedenisboek. Iedereen vecht voor eigen mening en begeerten. Wanneer anderen niet doen wat wij willen, verandert een groot deel van de aarde in een slachtveld en liggen duizenden gesneuvelden, zinloos gedood door lotgenoten aan de overzijde van de linie. En bleef de natuur eeuwenlang ongerept, nu we deze hebben opgeofferd aan de wet van steeds meer wordt de natuur de grootste bedreiging voor het voortbestaan van de mens.

Leggen we ons hier nu bij neer? Dat hoeft niet wanneer we bereid zijn de hele profetie van Jesaja serieus te nemen en ze een plaats te geven in onze verwachtingen en levensplan. Want Jesaja zegt ook: "Hij zal niet verflauwen, niet geknakt worden voordat hij op aarde recht heeft gebracht. Ik zal je behoeden, je bestemmen tot een licht voor de volkeren, om ogen van blinden te openen, om wie geboeid is uit de gevangenis te leiden”. In gewone taal betekent dit: ‘Kom op voor de kleinen, de armen, de naamlozen en houdt voet bij stuk, want Jesaja vervolgt: “Hij zal niet verflauwen, niet geknakt worden vóórdat hij op aarde recht heeft gebracht”. Geknakt worden op welke wijze ook: dat willen wij kost wat kost vermijden, ook al gaat het om de goede zaak. Het besluit van Jesaja is dan ook hard en zonder omwegen: je wordt pas waarlijk mens in Gods ogen wanneer je het lijden aan de mens en de wereld een vaste plaats in je leven geeft. Als je werkelijk mens wilt worden gaat dat niet zonder kruisweg. Dat lijden, die kruisweg moet je evenwel niet zoeken.

Uit wat later zal blijken komen we plots bij het doopsel van Jezus in de Jordaan. Jezus komt bij de Jordaan en vraagt Johannes Hem te dopen. Dan moeten we niet denken aan een schelpje of een kommetje water Het gaat om een volledige onderdompeling in het water van de Jordaan! En zo wordt ons ook de betekenis van deze doop duidelijk. Jezus vraagt om onder te gaan onder in de verwarring, in de duisternis van ons bestaan, van onze samenleving. En daarmee legt hij de link met die andere doop die Hij zal ondergaan. De ware doop die ook een neergaande en opgaande beweging kent. De doop van lijden en dood, van het levenseinde, van de totale mislukking Om dat uit die doop op te stijgen, te verrijzen als de Christus. En dat is de gang die Hij ons voorgeleefd heeft, De gang van elke mens: van het donker naar het licht, van onrecht en onvrede naar recht en vrede. Daarom is menswording een steeds opnieuw opstijgen uit alles wat de ware aard van de mens blokkeert en dwarsboomt. Wanneer Johannes eerst weigert om Jezus te dopen zegt Jezus: “Sta het nu toe. Zó immers past het ons alle gerechtigheid te vervullen!” En daarmee wordt de profetie van Jesaja vervuld: “Hij zal niet geknakt worden vóórdat hij op aarde recht heeft gebracht”. Zo zal Jezus steeds meer en meer het unieke beeld worden van de ware mens in een wereld vol tegenstellingen. Want als je je de moeite getroost om je in te zetten voor vrede en gerechtigheid, wanneer de menslievendheid van God je werkelijk ter harte gaat en ze zichtbaar wordt zoals in Jezus leven en sterven dan ben je op weg om te groeien naar de gestalte van God. Dat lijkt in de meeste gevallen een hopeloos lijkende weg, maar Jezus leert ons in woord en daad dat de belofte van God niet ijdel en leeg is, maar uiteindelijk volbracht wordt. Wanneer Jezus vervolgens uit de wateren opstijgt, De voorafspiegeling van zijn verrijzenis, Op dat moment daalt de Geest Gods op Hem neer en bevestigt zijn Vader Hem in zijn ware gestalte: “Dit is mijn zoon.” Dat betekent: Jezus is de ware gestalte van de mens. Zo heb Ik de mens geschapen. In Hem vind Ik mijn welbehagen. Zie ik naar Hem, dan zie je hoe je moet worden! En dan ben je waarlijk helemaal met hem gedoopt. Ben je ondergedompeld in zijn leven. Waarom gaat Jezus naar die plaats van boete en bekering? Als er iemand is dit niet moet doen, dan zal Hij dat toch zijn. In Hem is geen kwaad, is geen zonde. Hij hoeft geen bekering en kwijtschelding. Maar door naar die plaats te gaan en zich te laten onderdompelen Leren we God kennen. Op die plaats en in dat gebaar leren we God zelf kennen. Het is de plaats waar mensen beseffen hoe ver ze van God verwijderd zijn. Het is juist die plaats waar wij vergeving nodig hebben dat God naar ons toekomt. En helemaal op het einde van zijn levensweg Zal Jezus weer op een soortgelijke plaats staan om onze zondigheid op zich te nemen.

1e lezing: Jesaja 42, 1-4.6-7; 2e lezing: Hand. 10, 34-38; evangelie: Matteüs 3, 13-17
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes om zich door hem te laten dopen. Maar Johannes wilde Hem tegenhouden met de woorden: ‘Ik heb uw doopsel nodig, en Gij komt tot mij?’ Jezus antwoordde hem: ‘Laat nu maar; want zo past het ons al wat is vastgesteld te volbrengen.’ Toen liet hij hem toe. Nadat Jezus gedoopt was, steeg hij terstond uit het water. En zie, daar ging de hemel open en Hij zag de Geest Gods neerdalen in de gedaante van een duif en over zich komen; en een stem uit de hemel sprak: ‘Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb.'