Preek van 12 oktober 2014

Preek van 12 oktober 2014

Net als 'de wijngaard' het bijbelse beeld voor het heden is, net zo is 'het bruiloftsfeest' het beeld in de Schrift voor de eindbestemming.

Het beeld voor wat tenslotte van tel is, waartoe het in ons leven en in dat van onze wereld uiteindelijk op aankomt. Een beeld dat zelfs vandaag nog tot de ver-beeld-ing spreekt nu we eerder met allerlei vormen ongehuwd samenwonen en van zogeheten lat-relaties te doen hebben. Alleen reeds het idee van lekker eten, van lekkere wijn, van lekker veel plezier maken, van lekker samenzijn zonder zorgen en drukte, in één woord: van een dagje luilekkerland op de kosten van een ander. Alleen reeds van die gedachte krijgen we de smaak te pakken, komt het water ons in de mond. Zo'n uitnodiging slaan we dan ook niet gemakkelijk van de hand. Want feesten betekent voor jong en oud meer dan lekkere hapjes. Het doorbreekt het alledaagse, eentonige doen en laten, Een unieke kans toch om contact te leggen en mensen-op-hun-best te ontmoeten. 

Maar het kan verkeren, vertelt Jezus ons. En ook dàt is voor ons zo herkenbaar, zij het niet zo scherp en radicaal als in de parabel. Wie weet - met name - of ieder van ons nog even enthousiast op zo'n uitnodiging ingaat als toen we jaren geleden nog jong waren Sommigen houden niet meer van dat soort drukte, anderen gaan enkel wanneer ze zeker zijn dat deze of gene er niet zal zijn, en nog anderen zijn het glad vergeten omdat er intussen belangrijker dingen op de agenda kwamen. We zijn het vergeten… daar gaat het in vele gevallen om. Niet zozeer het huwelijksfeest, maar we zijn vergeten dat het om die twee mensen gaat die hun geluk ook met ons willen vieren want wij zijn hen in hun ogen heel dierbaar, uniek zelfs. We zijn vergeten dat het om de ouders gaat en om al die anderen die onze aanwezigheid zo sterk op prijs stellen. En in al die vermeende redenen zijn we vergeten dat het gaat uiteindelijk niet om mij gaat maar om die ander! Om de verwachting die de ander in mij stelt. 

Aan Jezus' oorspronkelijke parabel heeft de evangelist Matteüs nog de nodige dramatische elementen toegevoegd zodat het verhaal de toehoorders dermate choqueert dat ze het niet onberoerd kan laten. Want het gaat nog wel om een kóning die uitnodigt én dat er op zijn uitnodiging niemand afkomt. Niemand, geen kat! Zelfs niet wanneer ze er een tweede maal aan herinnerd worden. Integendeel, de enen doen alsof hun neus bloedt, keren de dienaars de rug toe want de zaken gaan voor. Anderen verzetten zich en er zijn er zelfs die de dienaars doden. Begrijpelijk dat de koning zich meer dan uitzonderlijk gekwetst voelt en in zijn toorn deze ondankbare genodigden geen verder leven gunt. Maar koste wat kost moet het feest doorgaan en wel voor iedereen: voor goeden én voor slechten! Voor hen aan wie niemand zou denken, maar die een liefdevol geschenk weten te appreciëren. De koning maakt dan ook geen enkel onderscheid meer: iedereen is welkom. Alhoewel … Er doet zich een bijna onbeduidend incidentje voor dat heel belangrijk wordt om Jezus' bedoeling te begrijpen. Er daagt iemand op die geen passend kleed draagt en die er stante pede wordt uitgegooid. Spontaan en terecht voelen wij medelijden met die man want hij gaf tenminste gehoor en was zelfs mooi op tijd. Het is toch begrijpelijk dat hij geen bruidskleed aanheeft wanneer hij meteen van de straat is binnengehaald in die feestzaal? Is God in de persoon van deze koning dan niet uitzonderlijk onrechtvaardig? Wanneer we blijven sympathiseren met dit slachtoffer weigeren we om in Gods eigenzinnige en onbegrijpelijke logica in te treden. 

God is geheel anders dan wij. Hij is groter, Hij staat boven alles en allen. Dat weten we uit tal van parabels en nog het sterkst uit het leven van Jezus. Om dit duidelijk te maken gebruikt Matteüs uitzonderlijk scherpe, harde en onvoorspelbare beelden. Want hij laat ons een liefdevolle God zien die tegelijk ook onbegrijpelijk blijft. God, die in zijn liefde tot het uiterste wil gaan vraagt van ons slechts een kleine bereidwilligheid. Hij nodigt iedereen uit, ongeacht de plaats of de verdienste die men heeft. Het volstaat mens te zijn om bij de genodigden te horen en aan het feest - dat is het Rijk der hemelen - deel te kunnen nemen. En omdat wij allen ruimschoots vooraf op de hoogte zijn van de invitatie is het maar al te billijk dat we er ons ook voor klaar maken. Dat betekent dat we eigen akker verlaten en ons ontdoen van de eigen verlangens en - bij wijze van spreken - een dankbare feestneus opzetten. Het Rijk Gods is wel een groot feest, maar het is geen luilekkerland. Er moet een feestkleed worden geweven dat verwijst naar de goede gezindheid om aan het feest deel te nemen. Zijn we eenmaal ingegaan op zijn aanbod dan nog, kunnen we er niet onverschillig of met tegenzin aanzitten. Dat kleed verbeeldt dan alles wat ons te doen staat om de oude mens te verlaten en een nieuwe mens te worden. Om ons, naar de woorden van Paulus, te bekleden met tedere ontferming, goedheid, deemoed, zachtheid en geduld. of met de heilige Augustinus: Dat kleed is de liefde. Want al heb ik alles, al heb ik alles gedaan wat maar mogelijk is, heb ik de liefde niet. Ik stel niets voor. 

eerste lezing: Jesaja 25,6 - 10a; tweede lezing: Filippenzen 4,12 - 14.19 - 20; evangelie: Matteüs 22,1 - 14. 
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978: 
In die tijd nam Jezus het woord en sprak opnieuw in gelijkenissen tot de hogepriesters en de oudsten van het volk. Hij zei: "Het Rijk der hemelen gelijkt op een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij stuurde zijn dienaars uit om allen te roepen die hij tot de bruiloft had uitgenodigd, maar zij wilden niet komen. Daarop zond hij andere dienaars met de opdracht: Zegt aan de genodigden: 'Zie ik heb mijn maaltijd klaar, mijn ossen en het gemeste vee zijn geslacht; alles staat gereed. Komt dus naar de bruiloft.' Maar zonder er zich om te bekommeren gingen zij weg, de een naar zijn akker, de ander naar zijn zaken. De overigen grepen zijn dienaars vast, mishandelden en doodden hen. Nu ontstak de koning in toorn, stuurde zijn troepen en liet de moordenaars ombrengen en hun stad in brand steken. Toen sprak hij tot zijn dienaars: 'Het bruiloftsmaal staat klaar, maar de genodigden waren het niet waard. Gaat dus naar de kruispunten der wegen en nodigt wie ge er maar vindt, tot de bruiloft.' Zijn dienaars gingen naar de wegen en brachten allen mee die zij er aantroffen, slechten zowel als goeden, en de bruiloftszaal liep vol met gasten."