Preek van 16 augustus 2015

Preek van 16 augustus 2015

Broeders en zusters, als we de lezingen op een rijtje zetten zouden we ze ingewikkeld, elkaar tegensprekend en onbegrijpelijk kunnen vinden. Dat was bij mij in ieder geval zo na een eerste lezing, waarin ik zocht naar een rode draad.

Het zijn teksten waar je als het ware doorheen moet kruipen om ze te gaan verstaan, en dan nog, maar het zijn dan ook gelijk de meest voedende teksten. 
Als we de eerste lezing uit het boek Spreuken horen, wordt er opgeroepen brood en wijn te nuttigen. Een verhaal van vieren, het wereldse vieren met een vaag liturgische achtergrond. 
Lezing twee gaat er juist tegen in. Het woord en de lofprijzing is van belang. Het liturgisch samenzijn wordt hier gevierd en is het apotheose. 
Lezing drie, het evangelie, wordt dan het hoogtepunt. God en mens komen bij elkaar en vieren liturgisch en geestelijk gemeenschap op een unieke wijze, maar met aardse vruchten als brood en wijn, die een transformatie ondergaan, we noemen dat met een theologische term: transsubstantiatie. Maar juist hier, het hoogtepunt, de top van de berg, je zou de lezingen als een trilogie kunnen interpreteren, ligt ook het grootste probleem. 
Het is het liturgisch hoogtepunt waarop vele theologen hun tanden al hebben stuk gebeten. Er wordt van uit verschillende invalshoeken volkomen anders tegen aan gekeken: is het vlees en het bloed van Jezus wat we tot ons nemen tijdens. In de broodrede, waaronder de eucharistie valt en 6 weken lang het Marcus-evangelie onderbreekt, wordt er naar toegewerkt. 
Een niet kenner kijkt er vreemd van op. Het nuttigen van het vlees en bloed van Jezus, ook God, verwordt in eerste instantie als een platte vorm van kannibalisme gezien. Maar dat is dan ook een platitude. Het is het gewoon tekort door de bocht. 
Toch moeten we dat niet te snel veroordelen. Tot op de dag van vandaag blijven christenen, ook overtuigde katholieken, letterlijk en figuurlijk kauwen op deze tekst. Hoe kan je nu Jezus opeten? Ik noemde al het woord sub transsubstantiatie. Het is een term die de RK Kerk nooit dwingend heeft opgelegd. Zou iemand het beter kunnen omschrijven, dan worden daar kansen toe geboden. Het nog niemand gelukt om het in een ander woord te vatten. Het komt er op neer dat brood en wijn in natura hetzelfde blijven, maar door de consecratie een verandering ondergaan, waardoor wij geloven dat het Jezus’ lichaam en bloed is. Moeten we alles wat ons gegeven is, en zeker de mysteries van het geloof allemaal willen duiden? 
Binnen bepaalde christelijke stromingen wordt het dan ook veel meer uitgelegd als een louter gedenken. Soms komt er de Heilige Geest nog aan te pas, maar het werkelijk nuttigen van Jezus lichaam en bloed gaat er niet in. 
Hoe kan je nu Jezus lichaam tot je nemen en zijn bloed drinken, terwijl Hij juist in de eucharistie het meest intiem in ons midden is. Nu zijn de protestanten niet hetzelfde. De joden uit zijn dagen, zijn tijdgenoten, spreken er ook schande van. Hoe kan Jezus, die wij toch de Zoon van God noemen, zich zelf als voedsel aanbieden. Dat is toch heiligschennis. Duiken we dieper in de tekst, en daar worden we bij Jezus toe gedwongen, en dat is zoveel bij zijn uitspraken dan gaat het niet alleen om het feitelijk nuttigen maar ook en vooral om het komen tot gemeenschap vieren met als doel een agapé, een liefdesmaal. Het is niet een maaltijd om veel te nuttigen met vette spijzen en heerlijke wijnen zoals het OT ons beschrijft. Ik denk dat het in feite nog moeilijker is. 
Er is een feitelijke weerstand tegen elkaar nuttigen, alhoewel het in ons spraakgebruik wel voor komt: Een baby vinden we om op te vreten en ook volwassen gebruiken heel lijfelijke termen in hun liefdestaal, geen liturgische taal, terwijl een boek over de etiquette het ons vast niet toe zal staan. 
Maar nogmaals het gaat hier over samenleven van top tot teen. Hoe doen we dat? Het is moeilijk het menselijke lichaam van vlees en bloed te nuttigen. De geschiedenis laat ons enkele voorbeelden. Het vliegtuig dat verongelukte in de Andes. Om puur te overleven heeft men de doden genuttigd. Kan dat, mag dat? De drive om te overleven is heel sterk. Ik zou er ook geen oordeel over willen villen. Maar enig kippenvel krijg ik er toch wel van. 
Nogmaals Jezus gaat het hier niet om. Het gaat erom dat wij samenleven dat wij als mensen in Hem en elkaar opgaan. Volkomen met elkaar versmelten en dat is eigenlijk een veel grotere opdracht tot zijn recht te laten komen. Elkaar tot zich nemen is een akte van overleven, het is vrij kil en rationeel. Zorgvuldig met elkaar samenleven, zich aan een ander aanbieder is zoveel meer. Het is totale overgave. Ik zou er niet zo snel, het woord liefde opplakken. Ik zou een stap verder willen zetten. Het zichzelf zo willen geven dat ik niet zelf tot volle bloei kom, maar de ander tot volle wasdom willen, laten komen. Dat gaat verder dan liefde, dat gaat om jezelf weg te willen cijferen en de ander volledig tot zijn recht te laten komen. Een mooie metafoor haal ik uit het Oude Testament, uit het prilste begin. God en de mens leefden in het paradijs, tussen de Eufraat en de Tigris. Door de heilige eucharistie lijken de Eufraat en De Tigris weer samen te stromen. God en de mensen vinden elkaar weer zoals in het paradijs, toen het nog goed was. Het goddelijke. Wat ook in ons zit vloeit ineen. Dan wordt de eucharistie het moment van goddelijke presentie, volstrekte eenheid. Jezus geeft zich aan de gebrokenheid om juist in de eenheid, de heelheid hersteld en de gebrokenheid weer rechtgebogen en wij mogen aanzitten en heelheid vormen. 

Eerste lezing: Spreuken 9, 1-6; tweede lezing: Ef. 5, 15-20; evangelie: Joh. 6, 51-58 
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978: 
Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.’ De Joden geraakten daarover met elkaar in twist en zeiden: ‘Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?’ Jezus sprak daarop tot hen: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij. Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals bij de vaderen, die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn: wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.’