‘Vertrouw op de Heer en niet op mensen’. Dit lijkt de boodschap te zijn van de eerste lezing, de antwoordpsalm, alsook van het liturgieboekje van deze zondag. Toeval of niet, maar dit thema is enigszins actueel. Vooral wanneer we het in verband brengen met bijvoorbeeld de hedendaagse politiek. Zo is het vertrouwen in de overheid verminderd, en vindt een meerderheid van de kiezers dat politici te weinig opkomen voor mensen zoals zij. Dit geldt niet alleen voor de regering in zijn algemeenheid, maar ook voor enkele coalitiepartijen. Een partij daalt drastisch in de peilingen. En bij een ander vindt de achterban dat het hun onvoldoende lukt om zich binnen het kabinet te profileren. Misschien dan toch: vertrouw op de Heer en niet op mensen?
“Gezegend is hij die op de Heer vertrouwt, en zich veilig weet bij hem”, aldus Jeremia in de eerste lezing van vandaag, “hij is een boom aan een rivier, met wortels tot in het water. Hij heeft geen last van de hitte, zijn blad blijft groen.”
De eerste lezing vormt een groep wijsheidsspreuken waarin een man die op mensen vertrouwt, wordt vervloekt; en een man die op de Heer vertrouwt, wordt gezegend. “Vervloekt is hij die op mensen vertrouwt”, aldus Jeremia, “die steunt op een schepsel en zich afkeert van de Heer. Hij is een kale struik in de steppe; nooit krijgt hij regen.”
De man die op mensen vertrouwt, wordt vervloekt en vergeleken met een kale struik in de steppe. Gewoonlijk wordt deze kale struik met de stekelige jeneverbes vereenzelvigd. Dit is een struik of boom die - in het Middellandse Zeegebied - doorgaans op droge heuvels, rotsachtige gronden of in bossen groeit. Het Hebreeuwse woord voor ‘steppe’ of ‘dor land’ - araba - wordt over het algemeen gebruikt voor de hete kloof tussen de Dode Zee en de Golf van Akaba. In dit gebied laten hoge temperaturen en geringe neerslag weinig spontane groei toe, waardoor de streek dunbevolkt is.
Personen die enkel op andere mensen vertrouwen, menselijke zwakheden tot hun kracht maken en hun hart van God afkeren, zijn dan ook - volgens de eerste lezing - met deze jeneverbessoort te vergelijken. Zoals de stekelige jeneverbes moet overleven in een vijandig, droog, heet en dor gebied, zo moet ook deze mens, zonder God als levende bron, alleen en in eenzaamheid het lot van de ‘jeneverbes’ ondergaan. Maar personen die op God vertrouwen, worden gezegend en met een boom vergeleken. Zoals een loofboom, geplant aan het water, ook in tijden van hitte en droogte vrucht draagt, zo komen ook mensen die op de Heer vertrouwen hun ‘droge’ periodes door. Misschien dan toch: vertrouw op de Heer en niet op mensen?
“Zalig gij die arm zijt”, aldus Jezus tot zijn toehoorders, “want aan u behoort het Rijk Gods.”
In de evangelielezing van vandaag horen we hoe Jezus een toespraak tot de Twaalf en een grote volksmenigte houdt. Een menigte die zowel uit het Joodse land komt, alsook daarbuiten. Lucas laat Jezus zijn rede beginnen met een paar zaligsprekingen, die hij direct op zijn toehoorders betrekt.
“Zalig gij die arm zijt”, zo begint Jezus zijn toespraak, “want aan u behoort het Rijk Gods.” Als eerste groep worden hier de armen genoemd. Met deze term worden niet zozeer de sociaal zwakken van de samenleving bedoeld: mensen die niets of bijna niets bezitten. Veeleer worden hier mensen bedoeld, die in bijzondere mate geestelijk openstaan voor God. Zij wenden zich tot God, omdat zij zich door anderen opzij gezet voelen. Van Hem, van God, verwachten zij hun heil. Na de zaligsprekingen komen, als een soort antithese, de zogenaamde ‘wee u’-uitspraken. “Maar wee u, rijken”, zo vervolgt Jezus zijn rede, “want wat u vertroost, hebt ge al ontvangen.” In tegenstelling tot de armen, zijn de rijken mensen over wie men wel spreekt, en aan wie een mentaliteit van ‘hebben’ en ‘houden wat men heeft’ wordt toegeschreven. Geldt misschien ook hier: vertrouw op de Heer en niet op mensen?
De lezingen van vandaag stellen ons voor een concrete keuze: voor wie of wat leven wij? Op wie stellen wij ons vertrouwen? Op God, onze medemensen, of misschien wel allebei? Wanneer we naar de hedendaagse politiek kijken - hier in Nederland alsook in, bijvoorbeeld, de Verenigde Staten - houdt de boodschap ‘vertrouw op de Heer en niet op mensen’ ons dan niet een spiegel voor? Zet het ons niet aan het denken? Moeilijke vragen. Vragen die niet een, twee, drie te beantwoorden zijn, maar die ons wel uitnodigen tot een persoonlijke ommekeer. Nu en binnen het leven van iedere dag. Het Rijk Gods van barmhartigheid en gerechtigheid, is niet in de wolken te vinden. Het wordt gevonden hier en nu, vertrouwend op mensen, én in Godsvertrouwen geworteld. Dit klinkt allemaal heel abstract, maar dat hoeft het niet te zijn.
Een paar jaar geleden kreeg een ICT’er ’s nachts een hartstilstand. Hun overbuurjongen kreeg een oproep van HartslagNu, een reanimatie oproepsysteem. Door de snelle reanimatie van zijn overbuurjongen kon de ICT’er helemaal herstellen. Later ging hij bij zijn overbuurjongen op bezoek om hem te bedanken. “Het heeft me vertrouwen gegeven in de mensheid, dat we elkaar zo helpen,” aldus de ICT’er. Misschien dan toch: vertrouw op de Heer én op mensen? Amen.
1e
lezing: Jeremia 17, 5-8; 2e lezing: 1 Kor. 15, 12.16-20; evangelie: Lucas 6, 17. 20-26.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd daalde Jezus samen met de twaalf van de berg af. Hij bleef daar staan op een vlak terrein. Daar bevond zich een talrijke groep van zijn leerlingen en een grote volksmenigte uit heel het joodse land, uit Jeruzalem en uit het kustland Tyrus en Sidon. Hij sloeg nu zijn ogen op, keek zijn leerlingen aan en sprak: ‘Zalig gij die arm zijt, want aan u behoort het Rijk Gods. Zalig die nu honger lijdt, want gij zult verzadigd worden. Zalig die nu weent, want gij zult lachen. Zalig zijt gij, wanneer omwille van de Mensenzoon de mensen u haten, wanneer zij u uitstoten, u beschimpen en uw naam uit de samenleving bannen als iets verfoeilijks. Als die dag komt, spring dan op van blijdschap, want groot is uw loon in de hemel. Op dezelfde manier behandelden hun voorvaderen de profeten. Maar wee u, rijken, want wat u vertroost, hebt ge al ontvangen. Wee u, die nu verzadigd zijt, want ge zult honger lijden. Wee u, die nu lacht, want ge zult klagen en wenen. Wee u, wanneer alle mensen met lof over u spreken, want hun voorvaderen deden hetzelfde met de valse profeten.