Met Johannes’ verhaal over de bruiloft te Kana sluiten wij vandaag opnieuw aan bij de gewone tijd door het jaar. Maar het verhaal zelf is evenwel niet zo gewoon. Het vormt de laatste van drie opeenvolgende dimensies van Jezus’ openbaring. Twee zondagen geleden openbaarde Hij zich aan de wereld, vorige zondag zich als Zoon van God aan het joodse volk en vandaag openbaart Hij voor het eerst zijn heerlijkheid. Spontaan denken velen bij het woord Kana aan Jezus die water in wijn verandert. Zijn allereerste wonder dus. Voor een aandachtige lezer zou het moeten opvallen dat Johannes hier helemaal niét over een wonder spreekt maar schrijft over Jezus die “een begin maakt van de tekenen” (Jo 2,12). Dat betekent dat Johannes niet stil staat bij het spectaculaire, het zichtbare feit maar voor de lezer de diepere be-teken-is aangeeft die het voor Jezus, de omstaanders én voor de lezer, voor ons heeft. We zouden kunnen zeggen dat Johannes meer een theoloog dan een verteller is. Uitgaande van enkele doelbewust gekozen woorden kunnen we dan ook – anno 2025 – de rijke betekenis vatten van dit verhaal.
Zo plaatst het oorspronkelijke verhaal dit teken “op de derde dag”, waarmee het de band legt met die andere derde dag. Voor Johannes is dit verhaal een opstandingsverhaal. “Mijn uur is nog niet gekomen’ hoorden we Jezus tot zijn moeder zeggen. Een verwijzing naar dat uur waarop Hij alles zal geven, waarop Hij zichzelf helemaal zal wegschenken. En zowel bij dit begin als later bij het einde van zijn openbaar leven treffen we zijn moeder aan. Eenmaal het bruiloftsfeest in een impasse raakt brengt het verhaal ons bij haar. Geen toeval ook: in heel het Johannesevangelie komt ze slechts tweemaal voor. Onder het kruis laat zij haar Zoon niet in de steek en vandaag, wanneer het feest dreigt te verdrinken in het gemis neemt ze zelfs het voortouw in handen. Haar eigen ja-woord indachtig spoort ze haar zoon aan om ook ja te zeggen tegen de opdracht, de zending die Hij aanvaard heeft. Haar geloof zet Jezus en de bedienden aan tot handelen. Dat laatste zien we wel eens over het hoofd want al té gauw hebben we het enkel over Jezus die het water in wijn veranderde. Maar dat kan pas wanneer de lege kruiken gevuld zijn met water. Een zware klus, want zes grote vaten van ongeveer honderd liter. Het doet me een beetje denken aan een bekend adagium: ‘God heeft geen andere handen dan de onze’ (Teresia van Avila).
En daarmee wordt de link gelegd naar ons dagelijks leven. Het grote bruiloftsverhaal met name dat beeld is van het eeuwigdurend verbond tussen God en de mens. In dat verhaal moet ieder van ons – net als de bedienden toen – zijn/haar handen uit de mouwen steken. Tot de rand toe dienen wij ons dagelijks bestaan te vullen met het heldere water van onze menselijke inzet, met de moed en de trouw van al ons kunnen. Met daden van kleine goedheid, maar vooral toch met een hart van overvloedige barmhartigheid voor de ander. En dan mogen wij, net als Maria, hopen en geloven dat de Heer het zijne zal doen, en ons de vreugdewijn zal aanreiken van zijn liefde en trouw tot het uiterste toe.
Kana, er stonden lege kruiken, beeld van ons broze bestaan, Een bestaan dat om vervulling vraagt Daartoe moeten wij dagelijks het onze toe bijdragen, Maar de smaak, de kleur, de duurzaamheid en de diepe betekenis krijgt ons bestaan van Gods liefde die zich in zijn Zoon met hart en ziel voor ons vergoten heef. Een bestaan dat zich tot de bodem blijft geven.
1e
lezing: Jesaja 62, 1-5; 2e lezing: 1 Kor. 12, 4-11; evangelie: Johannes 2, 1-12.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd was er een bruiloft te Kana in Galilea, waarbij de moeder van Jezus aanwezig was. Jezus en zijn leerlingen waren eveneens op die bruiloft uitgenodigd. Toen de wijn opraakte, zei de moeder van Jezus tot Hem: ‘Ze hebben geen wijn meer.’ Jezus zei tot haar: ‘Vrouw, is dat soms uw zaak? Nog is mijn uur niet gekomen.’ Zijn moeder sprak tot de bedienden: ‘Doet maar wat Hij u zeggen zal.’ Nu stonden daar volgens het reinigingsgebruik der Joden zes stenen kruiken, elk met een inhoud van ongeveer honderd liter. Jezus zei hun: ‘Doet die kruiken vol water. Zij vulden ze tot bovenaan toe.’ Daarop zei Hij hun: ‘Schept er nu wat uit en brengt dat aan de tafelmeester.’ Dat deden ze, en zodra de tafelmeester het water proefde dat in wijn veranderd was (hij wist niet waar die wijn vandaan kwam, maar de bedienden die het water geschept hadden, wisten het wel), riep hij de bruidegom en zei hem: ‘Iedereen zet eerst de goede wijn voor en wanneer men eenmaal goed gedronken heeft de mindere. U hebt de goede wijn tot nu toe bewaard.’ Zo maakte Jezus te Kana in Galilea een begin met de tekenen en openbaarde zijn heerlijkheid. En zijn leerlingen geloofden in Hem. Daarna daalde Hij af naar Kafarnaum. Hijzelf en zijn moeder, de broeders en zijn leerlingen; maar zij bleven daar slechts enkele dagen.