Preek van 2 februari 2020

Preek van 2 februari 2020

Broeders en zusters, in de eerste lezing, uit de profeet Maleachi, vernamen wij de woorden: ‘En aanstonds treedt dan de Heer zijn heiligdom binnen, de Heer die gij zoekt, de engel van het verbond, naar wie gij verlangend uitziet.’ Een merkwaardige uitspraak! Want is nu juist niet de tempel de plek bij uitstek waar de Heer aanwezig is? Hij vervulde toch met heel zijn luister, macht en majesteit de tempel in Jeruzalem? Het was toch de woonplaats van Zijn Shekinah, Zijn aanwezigheid?

Om deze merkwaardige uitspraak van Maleachi - de laatste van de twaalf kleine profeten - te kunnen begrijpen, moeten we naar één van de vier grote profeten, Ezechiël. Een boeiende maar zeer mysterieuze profeet, waarvan de Joden zeggen, dat je deze profeet pas mag lezen na je vijftigste levensjaar. Zo moeilijk en mysterieus is hij. In het tiende hoofdstuk van de profeet Ezechiël lezen we hoe God zijn aanwezigheid terugtrok uit de tempel te Jeruzalem omwille van de corruptie van de priesters en de geloofsafval van het volk. Dankzij het werk van mensen verdwijnt Gods aanwezigheid en zal de tempel vervallen en zelfs verwoest worden. Vertwijfeld roept het volk dan ook: ‘waar zijt Gij, God, nu te vinden?’

In de evangelieverhalen is de terugkeer van Jezus naar de tempel dan ook een geliefd thema. Voor de eerste christenen kwam hiermee de profetie in vervulling, dat God opnieuw zijn heiligdom binnenkwam om met Zijn aanwezigheid opnieuw onder de mensen te zijn. Dat is dan ook de diepere betekenis van dit feest van de Opdracht van de Heer in de tempel. God en mens ontmoeten elkaar opnieuw in het heiligdom. Hij verlaat ons niet voor immer maar is in Jezus, God met ons.

Mensenhanden hadden Gods’ aanwezigheid uit de tempel gejaagd. Vandaag zijn het mensenhanden die dit Kind Jezus, God zelf, weer terug brengen in de tempel. Gods’ aanwezigheid in onze wereld hangt, broeders en zusters, van ons mensen af: dat is een stellige overtuiging van het christendom. Natuurlijk is God groter en machtiger dan al ons pogen, maar als wij Zijn aanwezigheid niet zichtbaar maken dan zal God ook niet zichtbaar zijn. Hij heeft Zijn lot in onze handen gelegd. Daarmee is de tempel niet langer, de stenen tempel van Jeruzalem maar het leven van iedere mens. Wij zijn Gods tempel en dragen Zijn aanwezigheid in ons.

Dit feest kan ons wellicht laten weg zwijmelen bij het zien van een pasgeboren baby, zijn jonge ouders en de ontmoeting met deze twee bejaarde mensen. Toch is het geen romantiek als de Heer terugkomt in zijn tempel. ‘wie kan de dag van zijn komst verdragen? Wie zal staande blijven wanneer Hij verschijnt? Want God is als het vuur van de smelter, als het loog van de blekers’, zegt Maleachi. Wanneer Hij komt, zuivert Zijn vuur en loutert Zijn aanwezigheid ons. In een ander verhaal laten de evangelisten Jezus dan ook bij zijn binnenkomst in de tempel het huis van God grondig zuiveren door alles wat er niet in thuishoort met zweepslagen eruit te slaan.

Hoewel de icoon die u voor u ziet niet de feesticoon is van deze dag, is het toch goed om vandaag ook te kijken naar de icoon van Maria, moeder van smarten. Als geen ander kent Maria de innerlijke pijn die het gevolg is van haar ja-woord. ‘Een zwaard zal haar ziel doorboren’, zegt de oude Simeon. Jezus, deze onweerstaanbare baby, zal de gezindheid van het hart van iedere mens openbaar maken. Kiezen voor Jezus betekent ook kiezen tegen bepaalde dingen. Gods’ aanwezigheid onder ons mensen is niet te vinden in macht en sterkte, maar in zwakheid; niet in geweld maar in vrede. God is niet de vinden in de rijkste en hoogste, maar in de armste en nederigste mensen. Kiezen voor Jezus is kiezen om een teken van tegenspraak te worden. Maria weet er alles van maar zij overwint door standvastig te blijven in haar keuze voor Jezus die in haar mens geworden is en onder ons is komen wonen: God met ons!

1e lezing: Maleachi 3, 1-4; 2e lezing: Hebreeën 2, 14-18; evangelie: Lucas 1, 22-40
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen de tijd aanbrak, waarop Maria en het kind volgens de Wet van Mozes gereinigd moesten worden, brachten zijn ouders Jezus naar Jeruzalem om het aan de Heer op te dragen, volgens het voorschrift van de Wet des Heren: Elke eerstgeborene van het mannelijk geslacht moet aan de Heer worden toegeheiligd, en om volgens de bepaling van de Wet des Heren een offer te brengen, namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven. Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon, een wetgetrouw en vroom man, die Israëls vertroosting verwachtte en de heilige Geest rustte op hem. Hij had een godsspraak ontvangen van de heilige Geest dat de dood hem niet zou treffen, voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Door de Geest gedreven was hij naar de tempel gekomen. Toen de ouders het kind Jezus daar binnenbrachten, om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen, nam ook hij het kind in zijn armen en verkondigde Gods lof met de woorden: ‘Uw dienaar laat gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd, dat Gij voor alle volken hebt bereid; een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël.’ Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat van Hem gezegd werd. Daarop sprak Simeon over hen een zegen uit en hij zei tot Maria, zijn moeder: ‘Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden; en uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord,’ Er was ook een profetes, Hanna, een dochter van Fanuel uit de stam van Aser. Zij was hoogbejaard en na haar jeugd had zij zeven jaren met haar man geleefd. Nu was zij een weduwe van vierentachtig jaar. Ze verbleef voortdurend in de tempel en diende God dag en nacht door vasten en gebed. Op dit ogenblik kwam zij naderbij, dankte God en sprak over het kind tot allen die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten. Toen zij alle voorschriften van de Wet des Heren vervuld hadden, keerden zij naar Galilea, naar hun stad Nazaret terug. Het kind groeide op en nam toe in krachten; het werd vervuld van wijsheid en de genade Gods rustte op Hem.