Preek van 21 januari 2024

Preek van 21 januari 2024

3zondag door het jaar B

Je hoort wel eens verhalen over mensen die plotseling het roer omgooien. Ze zeggen hun baan op, ze verkopen hun huis, ze gaan een nieuw leven leiden. Een volkomen verrassing zo lijkt het voor de buitenwereld maar al te vaak zijn ze er al lang en onopvallend mee bezig geweest. Zo ook hebben heel wat leden van onze demissionaire regering recentelijk voor een verrassing gezorgd en zijn er collega’s wellicht nog mee bezig. Zo ging het ook bij die vier vissers in het evangelie van Marcus gegaan zijn. Marcus gebruikt daarvoor de woorden ‘terstond’ en ‘onmiddellijk’ wat niet wegneemt dat die vissers reeds wonderbare verhalen gehoord hebben zoals we dit vorige zondag in het evangelie van Johannes hebben gehoord. Niettemin gaat het in Marcus’ evangelie allemaal vrij snel. Wanneer Jezus de gevangenneming van Johannes verneemt, verlaat Hij meteen Judea en keert Hij terug of vlucht Hij naar Galilea om er onder de heidenen het Rijk Gods te verkondigen. Hij loopt er langs het meer en ziet er twee vissers die hun netten uitwerpen. Ook al zijn die vissers druk doende Hij roept ze en samen met hen nog twee broers. Het is zowat het allereerste wat Hij doet: een oproep tot concrete bekering. Volgens Marcus gaat het om een bijna onbezonnen reactie van Simon en diens broer Andreas. Want je verwacht niet meteen van hard werkende mensen dat zij zomaar alles waarmee ze druk bezig zijn laten vallen om die vreemde man-van-horen-zeggen blindelings te volgen. Impulsief zal het niet geweest zijn want verder in het evangelie vinden we aanduidingen dat de apostelen hun beroepsbezigheden voortgezet hebben. Dat hoeft echter niet in tegenspraak te zijn met “Kom, volg Mij”. Trouwens, of deze vier vissers al dan niet definitief hun boten hebben achtergelaten, doet weinig ter zake. Waar het dan wel om gaat is dat zij zich meteen bekeerden, zich naar Jezus toekeerden. Dat zij zich zozeer door Hem aangesproken voelden om hun denkwijze radicaal om te gooien en om van dan af anders tegen het leven aan te kijken.

Dat klinkt allemaal heel mooi, maar het blijft vaag want wat betekent ‘anders aankijken’? In de evangelies wordt dit proces op gang gebracht door een vreemde man die de vissers aanspreekt. Al naar gelang het evangelie gaat het om een vreemde of om iemand ‘van horen zeggen’, van wie ze gehoord hebben. In ieder geval iemand die hen door zijn blik en door die uitnodiging heel diep raakt. Iemand die in hen iets wakker maakt wat reeds een tijd aan het sluimeren was. In ieder geval, het gaat om die man wiens blik en vraag hen beroert. Er is iets in zijn boodschap – “Het koninkrijk is nabij” – en – “Kom, en volg mij” – wat hen raakt. Het werkt dieper in dan al het andere.

Deze vissers hebben die blik en die stem niet genegeerd. Ze hebben het hoofd opgericht en Hem in de ogen gekeken. Hun blikrichting brak de beslotenheid van hun eigen leefwereldje open. Hun aandacht verplaatste zich naar de wereld buiten hen. Ze hadden oog en oor voor die vreemdeling die voor hen stond, die hen opmerkte, die hen persoonlijk aansprak want omgekeerd zag ook Hij iets in hen. Raakte het Hem dat zij zo nauwgezet hun netten aan het uitwerpen waren? We vernemen het niet. Maar door hen bezig te zien kon die vreemdeling tot hen zeggen: “Kom, en volg mij”. Op dat moment wisten zijn nog echt niet wie die vreemdeling was en konden zij zich maar weinig voorstellen van zijn vraag om navolging. Om dat te verduidelijken legt Marcus een mooie woordspeling in de mond van Jezus: “Voortaan maak ik jullie tot vissers van mensen.” Dat betekent niet – zoals eertijds werd gezegd – om mensen aan de haak te slaan, zieltjes binnenrijven, roepingen kweken zoals eertijds. Het betekent wel: mensen opvissen, mensen uit de diepe put halen, mensen bevrijden uit de ellende, uit het pijnlijk verleden waarin ze gevangen zitten. En voor die mensen toekomst openen. ‘Wanneer jullie Mij volgen’, bedoelt Jezus, ‘zullen jullie heil en verlossing brengen aan mensen die aan de kant van de samenleving zijn beland’, aan mensen die zichzelf niet kunnen of niet mogen zijn. Wanneer jullie zó’n mensen opvist en metterdaad ‘goed nieuws’ verkondigt dan geven jullie mijn Blijde Boodschap door, dan is het Rijk Gods nabij.

Het Rijk Gods, daar gaat het Jezus om en daarvoor heeft God mensen nodig. Hij kiest daartoe doodgewone mensen in hun dagelijkse bezigheden. Mensen die de innerlijke drang voelen om te doen wat moet gedaan worden. Op die wijze zijn allen geroepen en hebben ook velen geantwoord, gehuwd of celibatair, mensen zoals wij hier zitten. Geraakt door de roepstem van een mens van een slordige 2000 jaar geleden. Een mens die ons de weg wijst, die niets anders van ons vraagt dan lief te hebben. Een man die zich laat zien in het gelaat van de ander. En die ons oproept te gaan naar een goed wijd land. Waar er brood in overvloed is en vrede voor ieder mens.

1e lezing: Jona 3, 1-5.10 ; 2e lezing: 1 Kor. 7, 29-31; evangelie: Marcus 1, 14-20
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Nadat Johannes was gevangen genomen, ging Jezus naar Galilea en verkondigde er Gods Blijde Boodschap. Hij zeide: ‘De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.’ Toen Hij eens langs het meer van Galilea liep, zag Hij Simon en de broer van Simon, Andreas, terwijl zij bezig waren het net uit te werpen in het meer; zij waren namelijk vissers. Jezus sprak tot hen: ‘Komt, volgt Mij, Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt.’ Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem. Iets verder gaande zag Hij Jacobus, de zoon van Zebedeus en diens broer Johannes; ook zij waren in de boot bezig met hun netten klaar te maken. Onmiddellijk riep Hij hen. Zij lieten hun vader Zebedeus met de dagloners in de boot achter en volgden Hem.