Preek van 22 april 2018

Preek van 22 april 2018

Broeders en zusters, wij zijn schapen. Zo worden wij genoemd, en wij zijn het ook. Want net als schapen weten ook wij heel vaak niet welke kant we op moeten in het leven: we dolen rond over de grasvlakte van ons eindig bestaan en knabbelen kriskras wat plukjes gras bij elkaar; we noemen dat geluk. Net als schapen zijn wij kwetsbaar, weerloos, welk pantser we ook om ons heen gebouwd hebben: er moet maar net even dat ene woord vallen dat ons diep kwetst, of die ene tegenslag gebeuren die ons onderuit haalt, en we zijn verslagen en hebben tijd en liefde nodig om weer verder te kunnen. Net als schapen zijn we kuddedieren die niet op eigen benen kunnen staan: we hebben iemand nodig waar we ons aan kunnen vastklampen, iemand die het geloof, de hoop en de liefde bezit die wij niet of niet voldoende bezitten.
Deze hulpeloosheid erkennen bij jezelf en bij de ander heeft een bevrijdende werking. Wanneer je het bij jezelf erkent, gooi je heel veel ballast van je af. Je hoeft dan niets meer op te houden, je hoeft niets meer vol te houden, je hoeft geen wolf meer te zijn maar je mag een schaap zijn. Stel je voor dat Donald Trump zichzelf een schaap zou noemen! Stel je voor dat hij die waarheid onder ogen zou durven zien! Ik denk dat hij een ongelooflijke zucht van verlichting zou slaken.
Deze hulpeloosheid erkennen bij je medemens opent de weg voor liefde. Immers: ik zie dan dat jij, en jij, en jij, wij allen gebroken mensen zijn. We hebben allemaal onze schade opgelopen tijdens ons leven, we hebben allemaal krassen op onze ziel, ook wanneer we onszelf heel mooi opgepoetst hebben met talenten, prestaties en goede daden. We blijven op zoek naar onze heelheid, ons oorspronkelijke gelaat; we blijven op zoek naar God in ons. En ik kan jou veel makkelijker liefhebben wanneer ik die kwetsbaarheid in jou ontdek. Het geeft herkenning.

Johannes de evangelist gebruikt een ander beeld dat op hetzelfde neerkomt. Hij spreekt niet van schapen, maar van kinderen. Kinderen van God. Wij hangen af van Iemand. Wij hebben een oorsprong. Niet zomaar een oorsprong. Wij worden kinderen van God genoemd: wij stammen af van die ene Bron van licht en liefde die wij inderdaad in onszelf vermoeden en waarnaar wij in feite ons leven lang blijven hunkeren. Het is onvoorstelbaar, zegt Johannes, wat wij zullen zijn wanneer die zoektocht, die hunkering haar voltooiing zal bereiken. Wij zullen aan Hem gelijk zijn. Dat is te veel voor een mens om te bevatten, hoewel we het inderdaad in ons hart kunnen vermoeden.
Pas wanneer ik mijn kwetsbaarheid, mijn zwakheid, zie en toegeef, opent mijn hart zich voor Jezus Christus, de Goede Herder. Wanneer ik mijn pantser aanhoud, weiger ik Hem de toegang. Wanneer ik het afleg, zeg ik tot Hem: “Ik heb Jou nodig. Kom, heer Jezus, en leid mij op de weg die ik gaan moet. Wees het licht in mijn nacht, wees de zon overdag. Ik kan niet zonder dat licht, ik kan niet zonder die zon.”

Broeders en zusters, u vraagt zich misschien af waarom Jézus dat licht zou moeten zijn. Waarom volstaat het niet om gewoon vriendelijk en aardig voor elkaar te zijn? Waar hebben we Jezus eigenlijk voor nodig? Het antwoord is eenvoudig: omdat wij allen gebroken mensen zijn. Iedereen, van alle tijden en plaatsen, heeft krassen op zijn ziel, met uitzondering van Jezus. Hij was de enigste die zijn leven lang heeft geleefd uit Gods licht en daar nooit van is afgeweken. Wij hebben allen af en toe in ons leven kleine of grote beslissingen genomen waarvan we meenden dat ze ons goed uit kwamen, of we hebben ons verzet en zijn gaan blaffen – we werden wolven in plaats van schapen. Jezus is de enigste die Gods liefde nooit is vergeten en er altijd uit heeft geleefd. Vanuit die liefde heeft Hij zelfs zijn leven, wat Hem door God was geschonken, prijs gegeven. Daarom, omdat het uit liefde was, heeft Hij het ook terug gekregen: Hij is verrezen, want liefde is sterk als de dood.
Wij zijn schapen en hebben een herder nodig. Jezus Christus is die Goede Herder. Hij geeft zijn leven voor zijn schapen. Het kan vreemd klinken dat een herder die zijn leven geeft voor zijn schapen, goed genoemd wordt. Immers, wanneer de herder zich laat doodbijten door een wolf – en er zijn heel veel wolven in onze maatschappij – dan blijven de schapen verweesd achter. Tenzij dat die herder dat uit liefde voor zijn schapen deed: dan gaat in het hart van die schapen een licht van liefde en vrede stralen waar geen wolf nog tegenop kan. Ze weten zich immers bemind! Het is deze Goede Herder dus niet te doen om efficiëntie of maximale winst, maar het gaat hem om jou en om mij. Om ieder van ons afzonderlijk is Hij bekommerd, en Hij laat zelfs 99 anderen achter wanneer het met jou of mij niet goed gaat.

Broeders en zusters, dit verhaal lijkt in onze tijd totaal te worden ondergesneeuwd. Het gaat steeds meer over ons eigen gelijk, en we lijken bereid onze waarden desnoods met bommen en raketten te willen verdedigen. Pasen is een heel ander verhaal. Laten we blij zijn dat dit verhaal ieder jaar opnieuw wordt verteld, opdat we nooit vergeten wat liefde is. Liefde blaft niet; liefde bidt.

Hand. 4, 8-12; 2e lezing: 1 Joh. 3,1-2; evangelie: Johannes 10, 11-18
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Ik ben de goede herder. De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen. Maar de huurling, die geen herder is en geen eigenaar van de schapen, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht weg; de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen. Hij is dan ook maar een huurling en heeft geen hart voor de schapen. Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen. Ik heb nog andere schepen, die niet uit deze schaapsstal zijn. Ook die moet ik leiden en zij zullen naar mijn stem luisteren en het zal worden: een kudde, een herder. Hierom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven geef, om het later weer terug te nemen. Niemand neemt het Mij af, maar Ik geef het uit Mijzelf. Macht heb Ik om het te geven en macht om het terug te nemen: dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.’