Preek van 26 december 2021

Preek van 26 december 2021

Broeders, zou Jezus gepuberd hebben? Het lijkt er wel op. Het antwoord dat Hij geeft aan een bezorgde Maria zou in gemakkelijke taal zo kunnen klinken: ‘mens waar bemoei je je mee?’ In menig huisgezin zal het zo klinken als de opstandige zoon ter verantwoording wordt geroepen. Dan houdt het ook op. Want Jezus, als pubertijd al bestond want het is zeker een tijdsgebonden cultureel gegeven, gaf een antwoord dat niets puberaals in zich had. Maar Maria zal het niet hebben begrepen. ‘Ik moet zijn bij wat van mijn Vader is.’ Zou een Nederlandse jongen zo’n antwoord hebben gegeven dan zou men zich hebben afgevraagd: ‘spoort hij wel of moet er een psycholoog naar kijken?’ Maria is wijs. Ze plakt er geen etiket op en slaat het op in haar brein.

Een kind blijft geen kind. In die dagen van Jezus is 12 jaar al heel wat. Tot op de dag van vandaag doen Joodse jongens dan hun Bar Mitzwah en mogen ze voorlezen uit de Thorarollen. Jezus zal waarschijnlijk voor zo’n initiatie in de tempel zijn geweest en voor het geloof tel je dan helemaal mee. Lucas heeft dat in een verhaalvorm gegoten die we Midrash noemen, een religieus verhaal dat op een benaderbare wijze wordt verteld om zo onderricht te geven. Jezus heeft wijze ouders. Zij geven hem de ruimte die Hij vraagt. Geen betutteling maar ruimte creëren voor zijn geestelijke groei. Groeistuipen zijn het niet. Maar ik denk wel, dat de ouders nu al beginnen te beseffen dat ze Hem een keer los moeten laten: die eerste stap is gezet. Jezus sluit zich aan bij die karavaan die naar Jeruzalem trekt. Een lange rij volwassenen op weg naar Jeruzalem om daar God te ontmoeten. Een vrij zelfstandige jongen. Als ouders een kind ontvangen, ter wereld brengen en opvoeden, dan vraagt dat van hen een grote edelmoedigheid en veel toewijding. Het is namelijk een engagement waarvan men de inhoud niet volledig kent en waarvan men de toekomst niet zelf kan bepalen. Men neemt geen knuffeldier op, maar een persoonlijkheid die, met de beste zorgen, al heel vlug zijn eigen wegen zal gaan. Men kiest dus voor een liefde die vanaf het begin getekend is door de pijn van het respecteren van elkaars originele persoonlijkheid en dat betekent ook ‘loslaten’. Maar juist daarin blijkt de echte liefde te kunnen openbloeien, nl. de dankbare en zichzelf-gevende liefde, die sterker is dan de teleurstellende verwachtingen die men zich eerst over de andere had ingebeeld. Ook in onze tijd hebben wij ouders nodig die ervoor kiezen hun kinderen niet klein te houden maar groot te brengen, ouders die kiezen voor een liefde die getekend is door de pijn van het loslaten en het respect van elkaar de vrijheid en de autonomie te gunnen. Maria zegt: "Uw vader en moeder hebben naar U gezocht". Ouders kiezen er inderdaad voor hun hele leven lang te zoeken naar hun kind, te zoeken om hun kind echt te begrijpen, niet om het te imponeren met hún opvattingen, wel om het zijn ware persoonlijkheid gaandeweg te laten ontdekken. Dat zoeken om te begrijpen in plaats van zich op te dringen, zal hen onvermijdelijk veel pijn en tranen kosten, maar zal hun de vreugde bezorgen hun kind te zien opgroeien tot een vrije en verantwoordelijke volwassene. Het antwoord van de jonge Jezus op het einde biedt ons de uiteindelijke boodschap voor elke heilige familie. “Wist gij dan niet dat ik bij Mijn Vader moet zijn?” Voor het eerst verwoordde de jonge Jezus er aan Zijn ouders iets over Zijn diepste persoonlijkheid en geestelijke roeping: Zoon te zijn van een “andere Vader”.

 

De Heilige Familie is een gezin waar vader en moeder hebben ondervonden dat een kind geen kind blijft, maar vrij vlug zijn eigen weg kiest. En ouders hebben het daar altijd wat moeilijk mee. Klinken de woorden, die wij in het evangelie hoorden, niet vroeg of laat in elke familie: "Maar Kind, waarom hebt gij ons dat toch aangedaan?" De heilige Familie is een echt gezin, omdat de zorg om een kind op te voeden tot zelfstandigheid er centraal staat. De opgroeiende Jezus wordt niet betutteld of overdreven gekoesterd. Het wordt uitgenodigd om Zich aan te sluiten bij die lange karavaan volwassenen die zich op weg zetten om hun God te ontmoeten. Eigenlijk een heel levensprogramma voor een kind! Zich aansluiten bij de lange rij volwassenen die zich op weg zetten om God te ontmoeten. En daar, in de tempel van Jeruzalem, had de jonge Jezus blijkbaar een zekere vrijheid, want de ouders verlieten de stad in de mening dat Hij Zich wel bij Zijn familie of leeftijdgenoten in de karavaan bevond. Een vrij zelfstandige jongen, die Jezus! van Zijn Vader in de hemel. Dat was op het eerste gezicht een onthutsend woord voor Maria en zeker ook voor Jozef. Maar zij bewaarden dat woord heel hun leven in hun hart om stilaan meer en meer te begrijpen dat hun Jezus geroepen was om Zich helemaal toe te wijden aan God, Zijn hemelse Vader. Met opzet gebruikte Jezus daarbij het woord ‘Vader’, juist om de kern van Zijn levensopdracht te benadrukken: nl. aan alle mensen te leren aanvoelen dat God geen schrikwekkende Wetgever of bedreigende Rechter is, die op de eerste plaats onderdanigheid zou eisen aan voorschriften en wetten, - zoals de joodse leiders in die tijd interpreteerden -, maar dat God een hartelijke, barmhartige Vader is, die ons uitnodigt tot wederliefde, vrij, graag en gul. De kern van Jezus roeping is ons te leren dat Hij, en wij allen met Hem, zielsbeminde kinderen zijn van God, die wij daarom onze Vader mogen noemen. Dat lijkt mij de fundamentele taak van ouders in een christelijk gezin: hun kinderen laten aanvoelen dat zij diep bemind worden door een hartelijke God. Het is nog voorstelbaar dat je ouders jaloers zouden kunnen worden op die andere Vader. Jozef en Maria niet. Vanaf het begin hebben zij aangevoeld dat dit kind hun is gegeven om het ook weer af te staan, dat zijn plaats in de wereld niet gebruikelijk en altijd begrijpelijk zal zijn. Gelukkig de gelovige ouders die met grote edelmoedigheid de groei naar persoonlijke onafhankelijkheid van hun kind steunen, en die, wetend dat hun kind hun uiteindelijk niet toebehoort, dat kind, soms met pijn in het hart, gaandeweg laten ontdekken dat het onvoorwaardelijk wordt bemind door een liefdevolle Vader-God.

1e lezing: Jezus Sirach 3, 2-6. 12-13; 2e lezing: Kol. 3, 12-21; evangelie: Lucas 2, 41-52
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978
In die tijd reisden zijn ouders zoals ieder jaar, bij gelegenheid van het paasfeest, naar Jeruzalem. En overeenkomstig het gebruik bij dit feest gingen zij opnieuw daarheen toen Hij twaalf jaar geworden was. Maar na afloop van die dagen bleef het kind Jezus, terwijl zij terugkeerden, in Jeruzalem achter, zonder dat zijn ouders het wisten. In de mening dat Hij zich bij de karavaan bevond, gingen zij een dagreis ver en zochten Hem toen onder familieleden en bekenden. Omdat zij Hem niet vonden, keerden zij al zoekende naar Jeruzalem terug. Pas na drie dagen vonden zij Hem in de tempel, waar hij te midden van de leraren zat, naar wie Hij luisterde en aan wie Hij vragen stelde. Allen die Hem hoorden, waren verbaasd over zijn begrip en zijn antwoorden. Toen zij Hem daar opmerkten, stonden zij verslagen. Zijn moeder zei tot Hem: ‘Kind, waarom hebt Ge ons dit aangedaan? Denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U hebben gezocht.’ Maar Hij antwoordde: ‘Wat hebt ge toch naar Mij gezocht? Wist ge dan niet, dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’ Zij begrepen echter niet wat Hij daarmee bedoelde. Hij ging met hen mee naar Nazaret en was aan hen onderdanig. Zijn moeder bewaarde alles wat er gebeurd was in haar hart. En met de jaren nam Jezus toe in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen.