Preek van 26 juni 2022

Preek van 26 juni 2022

Broeders en zusters, in Lucas’ getuigenis zijn we aanbeland bij het moment waarop Jezus zijn weg naar Jeruzalem gaat. Maar dat is niet zomaar. Deze achteloze opmerking kondigt het lijden dat gaat komen aan. Jeruzalem is de religieuze plek bij uitstek. De tempel op de berg, waar men enkele keren per jaar naar toetrok om aan zijn godsdienstige verplichtingen te voldoen. Jezus doet dat ook, maar tussen Jezus en Jeruzalem zit altijd lijden in. Het is de stad, waar met Hem wordt afgerekend omdat Hij anders is. Hij is dé iemand die onrecht, religieuze haarkloverij en politieke laakbaarheid zal blijven aankaarten en daar betaalt Hij de rekening voor. Hij zal er worden gedood om wat Hij is en waar Hij voor staat. Van mensen die het onrecht aankaarten, wordt niet zoveel gehouden.
In de eerste lezing hebben nog iemand die dat doet: Elia. Hij doet hetzelfde. Hij roept zijn opvolger op hem te volgen. Het is onvoorwaardelijk. Maar er komt eerst zo’n ‘ja maar’ antwoord. Elia antwoordt Elisa: graag of traag. Elisa ziet het op tijd in. In het Lucasevangelie speelt eigenlijk hetzelfde.
Maar eerst is er dat andere literaire fragment. Men is niet welkom in Samaria. Dat vraagt om enige toelichting. Ook de kerk kent vele afsplitsingen en stromingen en het heeft er soms van dat we liever de verscheidenheid dan de eenheid voor ogen houden. En nu het juist een tijd dat er een gigantische behoefte is aan eenheid, polariseren we tegen de klippen op. Dat lijkt ook van alle tijden. De Joden en de Samaritanen houden gewoon niet van elkaar. De Joden houden het hele Oude Testament aan, de Samaritanen alleen de eerste 5 boeken van Mozes. Het is nooit goed gekomen tussen deze twee geloofsvisies, maar één ding hebben ze gemeen: ze aanbidden dezelfde God.
Jakobus en Johannes vertonen een gedrag dat eigenlijk onbegrijpelijk is. Wat kennen ze Jezus slecht. Even wat vuur uit de hemel aanroepen en daarmee worden ze van de aardbodem weggevaagd. Alsof het een druk op de computer is. Waar kennen we dat van? Als de wind sterk onze richting op zou zijn, ruiken we het verbrande hout en horen we het wapengeweld in Oekraïne! Als we de beelden uit de Hoorn van Afrika zien, kunnen we niet zeggen dat de schepping faalt, maar dat het onthouden van voedsel ook wapentuig is geworden. Dus Jakobus en Johannes, waar hebben jullie het over, en broeders en zusters, wat mogen we blij zijn met Jezus die hen streng terecht wijst.
Het hele verhaal staat in het teken van loslaten en opgeven ter wille van Gods Koninkrijk. Dat rijk waarin de machtigen het afleggen tegen de kleinen, de rijken met lege handen staan en de armen met goederen worden overladen. Daarvoor word je geacht je in te zetten met alles wat je hebt. 
De weg die Jezus naar Jeruzalem zal gaan, loopt uit op een catastrofe, een mislukking, maar kennelijk is dat de moeite waard. De inzet van mensen voor een rijk van vrede en gerechtigheid houdt niet op bij de zorg voor eigen have en goed. Het tegenovergestelde wordt gevraagd en daar zijn we nu juist bang voor. We gaan steeds meer ons eigen leven en bezit verdedigen en dat gaat ten koste van gerechtigheid en vrede. En daar zit de echte pijn. Niet dat we het met minder moeten doen, maar dat we steeds minder met elkaar willen delen en dat we ons steeds meer om onszelf bekommeren. 
Broeders en zusters, laten we niet bang zijn om iets in te leveren, laten we naar de pijn kijken die de wereld op dit moment doormaakt, want dat is ook onze pijn. We kunnen dat zonder daar minder gelukkig van te worden, zonder angstiger te worden. Het tegendeel is waar. Maar dan moet je het wel kunnen opbrengen om, zoals die Ene dat deed, die keuze ‘vastberaden’ te maken. Een radicale keuze dus, die voorbijgaat aan alle beslommeringen en belangen die jou compleet in beslag kunnen nemen. Het wordt in nogal heftige beelden neergezet: geen tijd om je vader te begraven; laat de doden de doden (9,59-60). Aan de doden zelf hoef je geen aandacht meer te besteden. Dat valt misschien nog te begrijpen, maar geen afscheid mogen nemen van je familie… Het klinkt inderdaad allemaal heel heftig. Misschien doet Lucas dat wel, omdat juist in zijn tijd, waarin christenen in de synagoge niet meer welkom waren, waarin je in het Romeinse Rijk geen christen mocht zijn, ook moest weten dat het een keuze was die geen weg terug kende.
Wanneer je eenmaal de hand aan de ploeg slaat, dan is die weg terug er niet meer, en dan moet je ook niet meer omkijken. Niet blijven stilstaan bij wat je hebt achtergelaten en wat je toch wel aan het hart gaat. De keuze die je maakt, móést in die tijd wel een radicale zijn. Hier zien we de overeenkomst met de lezing uit het eerste boek Koningen, waar het de roeping van Elisa betreft.
Stonden mensen in de tijd waarin deze verhalen werden opgeschreven voor keuzes die vérstrekkende gevolgen hadden voor hen, voor hun verhoudingen met hun familie en hun hele sociale omgeving? Zo’n urgentie is er in onze dagen niet, zou je kunnen denken? Niettemin kunnen ook wij vandaag de dag voor keuzes komen te staan die wij als moeilijk ervaren. En dan kunnen ook wíj soms ontdekken dat onze eigen veiligheid, onze eigen bevoorrechte posities, onze eigen have en goed ons al te zeer aan ons hart gaan zitten. Het bepalen van een standpunt, bijvoorbeeld t.a.v. de wijze waarop vluchtelingen opgevangen worden, is voor mensen soms ongemakkelijk. Ook omdat je zelf vaak wel weet waar je wilt gaan staan, maar er soms druk is vanuit de omgeving om je aan te passen aan het algemeen geldende moraal, aan algemeen aanvaarde opvattingen. Ook dan kun je in een positie komen waarin het verleidelijk is om je gedeisd te houden, om niet duidelijk te kiezen. Maar wanneer we dat doen, dan draaien we de woorden van deze zondag om in hun tegendeel. Wie niet vóór ons is, is tegen ons. En dat kan nooit de bedoeling zijn.
Het past daarbij dat het vervolgens gaat over ieders eigen besluit om Jezus al of niet te volgen. Niet jouw oordeel over anderen doet ertoe, het gaat om je eigen levenskeuzes. Die levenskeuze waarin je plek maakt voor de ander in je leven, zal je angst doen verminderen en zal je pijn doen afnemen, omdat het niet alleen om jou draait maar juist om die ander. Het is dát wat Jezus vraagt en daarmee belanden we op de weg van het geluk. Daar wil Jezus ons hebben en daar wil Hij zelfs zijn leven voor geven.
Elisa liep tijdens het ploegen bij het achterste span ossen: hij keek niet om, alles gebeurde vóór hem en dat vroeg zijn volle aandacht. Zo interpreteerde hij ook het gebaar van Elia: er wordt beslag op hem gelegd door iets wat vóór hem ligt. Hij vraagt verlet om de streep te trekken tussen wat was en wat komen gaat: afscheid nemen, de ossen slachten, de ploeg verbranden. De reactie van Elia klinkt bijna afwijzend. Hij trekt Elisa niet over de streep, integendeel, hij geeft hem de ruimte om het alleen te doen als het uit eigen innerlijke noodzaak is.
De blik vooruit, dat wel, maar niet om alvast daarginds te zijn. Wie bij het ploegen omkijkt, kan geen rechte voren trekken. Je moet je dus ook niet verliezen in het resultaat van je werk, maar volledig present zijn bij wat je nú doet. En als je, zoals Elisa, nú een mantel toegeworpen krijgt, zul je moeten stilstaan en daarop ingaan, met een nee of een ja. Dat hoort ook bij mindfulness: dat je je niet laat afleiden door je eigen hang naar het verleden of drang naar de toekomst, maar dat je wél gestoord kunt worden door een nieuwe roeping.

1e lezing: 1Kon. 19, 16b. 19-21; 2e lezing: Galaten 5, 1. 13-18, evangelie: Lucas 9, 51-62
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen de dagen van zijn verheffing hun vervulling naderden, aanvaardde Hij vastberaden de reis naar Jeruzalem en zond boden voor zich uit. Dezen kwamen op hun tocht in een Samaritaans dorp om er zijn verblijf voor te bereiden. Maar de Samaritanen ontvingen Hem niet, omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was. Toen de leerlingen Jakobus en Johannes dit gewaar werden, vroegen ze: ‘Heer, wilt Gij, dat wij vuur van de hemel afroepen om hen te verdelgen?’ Maar Hij keerde zich om en wees hen op strenge toon terecht. Daarop vertrokken zij naar een ander dorp. Terwijl zij onderweg waren, zei iemand tot Hem: ‘Ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat.’ Jezus sprak tot hem: ‘De vossen hebben holen en de vogels hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten.’ Tot een ander sprak Hij: ‘Volg Mij.’ Deze vroeg: ‘Heer, laat mij eerst teruggaan om mijn vader te begraven.’ Jezus zei tot hem: ‘Laat de doden hun doden begraven; maar gij, ga heen en verkondig het Rijk Gods.’ Weer een ander zeide: ‘Ik zal U volgen, Heer, maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten.’ Tot hem sprak Jezus: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat, maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods.’