Preek van 28 januari 2024

Preek van 28 januari 2024

4zondag door het jaar B

Broeders en zusters, toen Mozes aan de voet van de Sinaï het Boek van het Verbond voorgelezen had aan het volk Israël, reageerde het eenstemmig: ‘Alles wat de Heer gesproken heeft, zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen’. Gebogen over deze tekst hebben joodse geleerden door de eeuwen heen zich in geweten afgevraagd: is die volgorde van eerst dóen en dan ernaar hóren toch niet een beetje vreemd? Is het omgekeerde niet veel logischer: neem het eerst eens goed in je op en geef er vervolgens uitvoering aan? Een nieuwe magnetron krijg je ook niet zomaar aan de praat. De handleiding heb je nodig. Maar toen ze er langer met elkaar over gesproken hadden, moest de conclusie wel zijn: het is helemáál niet vreemd! Door het dóen van de Bijbel of de Thora, door het praktiseren van de geboden, word je er ten diepste aan gehoorzaam, leer je de ware betekenis pas écht verstaan. Over luisteren en wat gezaghebbend is gaat het in wezen nu. Broeders en zusters: horen en luisteren. Buiten het dagelijks brood, is dat niet waar het omdraait en wat we soms zo missen.

Wie alleen spreekt over afkeurenswaardige praktijken maakt zich er te makkelijk van af. Het zou beter zijn als je een alternatief aandraagt. Wanneer Israël in het land gekomen is ‘dat de HEER, uw God, u geven zal, zal het volk zich nergens anders door laten leiden dan door het profetisch stemgeluid als een blijvende oriëntatie. ‘Profeten zoals ik’, maakt Mozes bekend, ‘zal God in uw midden laten opstaan’. Broeders en zusters. Hier gebeurt iets wat van wezenlijk belang is in de relatie tussen God en mens. God was dag en nacht bij de mensen in de woestijn als vuurkolom of rookpluim laat toe dat de relatie tussen Hem en de mens zich evolueert. Hij heeft rechtstreeks tot de mens gesproken op de berg en nu draagt Hij de dagelijkse leiding over aan een mens.

Dat lijkt onbetekenend maar in feite is het een groei in de relatie God/mens. Er komt meer wederzijdsheid en meer vertrouwen dat de mens het op eigen kracht kan. Nu is het in de vorm van een profeet. Later zien we de relatie zich steeds meer evolueren zodat de mens kan uitgroeien wat in het eerste boek van de Bijbel Genesis staat: wij zijn gemaakt naar zijn beeld en gelijkenis. Dat gaat niet vanzelf. De profeet is een soort tussenvorm. Nu zouden we kunnen zeggen: waren ze maar nooit verdwenen.

Teveel mensen zijn zich profeten gaan noemen en er zich naar gaan gedragen. Valse profeten waar we vaak blindelings achteraan lopen. We zien continue om ons heen waartoe het kan leiden. Palestina het land van de profeten kent veel valse profeten en we lopen er te makkelijk achteraan zonder af te wegen of het goed of kwaad is wat er wordt gepreekt.

De eerste profeet, ontving van God het boek zelf uit handen gekregen. De rabbijnse legenden vertellen onszelf dat God de Thora al had en dat als handleiding gebruikte voor de schepping. Het is niet zo van belang te weten wie het nu geschreven heeft, Was het God zelf of heeft Hij gedicteerd. Het zijn verhalen die ons helpen het te begrijpen en niet hoeven te worden getest op een waarheidsgehalte want wat we wel met elkaar vinden: het is Gods woord. Wat we moeten begrijpen is dat wij van God een levensboek hebben gekregen waar we de rest van ons leven mee verder kunnen en op terug kunnen vallen. Daar gaat het om. Het gaat zelfs zover dat je je met de Bijbel in de hand wel alleen kunt zijn maar je nooit eenzaam zou hoeven te voelen omdat het gaat over Gods nabijheid altijd en overal en over zijn bekommerd zijn om ons allen. Dat het niet altijd zo werkt is begrijpelijk. We gaan allemaal door fasen in ons leven heen die voelen als volkomen verlatenheid. Het helpt ons de profeet in onszelf te ontwikkelen. Dat is een volgende stap in de God mens relatie.

En dan is er het dagje Kafarnaüm met, zo blijkt al snel, een immense uitstraling. Jezus doet deze plaats aan met de vier leerlingen die kort daarvoor zijn volgeling geworden zijn. Kafarnaüm dorp van een profeet. In de staart van het woord horen we de naam van een profeet Nahum Het was een gehucht aan de oever van het Meer van Galilea en waarschijnlijk de woonplaats van Simon, Andreas, Jakobus en Johannes.

Nu is het sabbat. En dan komt de hamvraag; wat mag je dan doen op Sabbat? Synagogebezoek, bij familie langsgaan, ‘weldoende rondgaan’. Aldus geschiedde die dag. Onze tekst beperkt zich tot de gebeurtenissen in de synagoge. Hier is nog geen sprake van de latere ophef over wat wel en niet mag op de sabbat. Er wordt gealludeerd op figuren die later regelmatig terugkeren: hulpbehoevenden, onreine geesten die de bezetenen in hun macht hebben, de mensenmenigte (hier in beperkte omvang aanwezig) en ten slotte de later zo prominente opponenten van Jezus. Het verhaal geeft ons een inkijkje voor wat er gaat komen.

De gebeurtenissen in de synagoge hebben een gejaagdheid gezien het driemaal gebruikte terstond. Aan vaart ontbreekt het bij Marcus niet zeker in het eerste hoofdstuk. terstond komt in totaal elfmaal in voor. Er lijkt werkelijk haast gemaakt te moeten worden met de inhoud van de verkondiging. Tweemaal valt het woord exousia vertaald is dat gezag als inclusio: bij het begin van dit optreden in de synagoge en aan het einde. Vaak zegt dat iets over het waarheidsgehalte van de woorden en het handelen. Hier duidt op de authenticiteit van Jezus’ handelen. Voor wat Hij zegt en doet beroept Hij zich niet op externe normen van Schrift en Traditie; enkel zijn ‘innerlijk kompas’ geeft de richting daarvoor aan. Hij is autonoom. Zijn gezag wordt verbonden met zijn leer, maar de eerste keer in relatie tot de stijl daarvan, de tweede keer tot de heling dat Hij volbracht heeft. Niet alleen zijn woorden maken indruk, zijn daden van bevrijding onderstrepen en bevestigen wat Hij zegt. Dit is dabar in optima forma: de eenheid van woord én daad. Ook dit is weer een scharniermoment in onze relatie met God, een stap op weg naar de verdere uitgroei van beeld en gelijkenis.

1e lezing: Deut. 18, 15-20; 2e lezing: 1 Kor. 7, 32-35; evangelie: Marcus 1, 21-28
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd kwamen Jezus en zijn leerlingen in Kafarnaüm, en op de eerstvolgende sabbat ging Hij naar de synagoge, waar Hij als leraar optrad. De mensen waren buiten zichzelf van verbazing over zijn leer, want Hij onderrichtte hen niet zoals de schriftgeleerden, maar als iemand die gezag bezit. Er bevond zich in hun synagoge juist een man die in de macht was van een onreine geest en luid begon te schreeuwen. ‘Jezus van Nazaret, wat hebt Gij met ons te maken? Ge zijt gekomen om ons in het verderf te storten. Ik weet, wie Gij zijt: de heilige Gods.’ Jezus voegde hem dreigend toe: ‘Zwijg stil en ga uit hem weg.’ De onreine geest schudde hem heen en weer, gaf nog een luide schreeuw en ging uit hem weg. Allen stonden zo verbaasd, dat ze onder elkaar vroegen: ‘Wat betekent dat toch? Een nieuwe leer met gezag! Hij geeft bevel aan de onreine geesten en ze gehoorzamen Hem.’ Snel verspreidde zijn faam zich naar alle kanten over heel de streek van Galilea.