Preek van 28 juni 2020

Preek van 28 juni 2020

“Je zit in een continue spagaat”, sombert de eigenaar van een Oosterhouts café. “Je wil gastvrij zijn, maar als het te gezellig wordt moet je ingrijpen. Dan zitten mensen weer te dicht op elkaar.” De cafés en de terrassen zijn weer open, maar de horeca worstelt en zit in een continue spagaat tussen gastvrijheid en politieagent.

Het is zaterdagavond. De terrassen ogen gezellig druk. Het horecapersoneel loopt echter op hete kolen om de regels te handhaven. Het zijn hun gasten die de spelregels vergeten, en vaak veel te dicht op elkaar zitten. “Het gaat om de intentie die je uitstraalt”, aldus een café-eigenaar. “Dat je verantwoord bezig bent. Handhaving gaat die anderhalve meter niet nameten: er moet echt iets aan de hand zijn voordat ze je een waarschuwing geven.” “Je zit in een continue spagaat”, sombert een kroegbaas in Oosterhout.

Daar woonde een welgestelde vrouw”, hoorden we zojuist in de 1e lezing, “die hem met aandrang uitnodigde, bij haar te komen eten.” En Elisa, … kwam bij haar eten. De 1e lezing vormt het begin van een vertelling dat uit drie verhaalronden bestaat. In de eerste ronde ontmoeten de personen elkaar. Om iets tegenover de gastvrijheid van de Sunammitische vrouw te stellen, kondigt Elisa haar aan dat zij een zoon zal krijgen. In de tweede ronde wordt de opgegroeide jongen door een dodelijke ziekte getroffen. De vrouw legt hem in de kamer van Elisa, en begeeft zich naar de profeet. In de laatste ronde probeert Elisa om de jongen te redden. Eerst via Gechazi, maar wanneer dat niet lukt, doet hij het persoonlijk.

Wat is nu de bedoeling van deze vertelling? In de eerste plaats laat het zien hoe bijzonder de gaven van Elisa zijn. En toch is niet hij de hoofdfiguur in dit verhaal, maar de Sunammitische vrouw. Zij is degene die steeds het initiatief neemt. Zij is een vrouw die zich gastvrij opstelt tegenover Elisa, omdat zij hem kent als een man Gods. Het past ook bij haar doortastend karakter dat zij Elisa tweemaal ter verantwoording roept, iets wat - gezien de toenmalige man-vrouw verhouding - niet vanzelfsprekend was, en zich niet door Gechazi laat afschepen. Zij weet wie door God als zijn profeet is geheiligd, en hoe zij met deze man Gods moet omgaan. Zo heeft zij voor de lezers - en daarmee ook voor ons toehoorders - een voorbeeldfunctie. Zat ook zij in een continue spagaat?

Wie een van deze kleinen”, aldus Jezus tot zijn apostelen, “al was het maar een beker koud water geeft, omdat hij mijn leerling is, voorwaar, Ik zeg u: …” In de evangelielezing van vandaag horen we het slot uit de zendingsrede van Jezus. Hierin worden onder meer de apostelen uitgezonden om de blijde boodschap te verkondigen, zieken te genezen, doden op te wekken, en demonen uit te drijven. De toespraak wordt beëindigd met een drietal verzen, waarin het werkwoord ‘opnemen’ - of ‘ontvangen’ - centraal staat. ‘Ontvangen’ betekent hier zoiets als: de apostelen in huis opnemen, gastvrijheid betrachten, horen naar de woorden die zij spreken.

Vervolgens wordt de positie van de apostel geplaatst naast die van de profeet en de rechtvaardige. Wie een profeet of rechtvaardige ontvangt, zal ook het loon van de profeet of rechtvaardige ontvangen. En dat is: deelhebben aan God en zijn rijk.

Nu verwacht men in de evangelietekst: wie een apostel ontvangt omdat het een apostel is, zal ook het loon van een apostel ontvangen. Maar in plaats hiervan wordt er gesproken over ‘een van deze kleinen’, waarmee niet op kinderen wordt gedoeld, maar op de apostelen. Zij, die ‘klein’ heten in de ogen van mensen - omdat zij noch sociaal noch religieus een rol van betekenis spelen - komen nu naast de profeet en de rechtvaardige te staan, en hebben daarmee ook hun eigen plaats in het Rijk Gods op aarde. Wie dan aan een van deze ‘kleinen’ zelfs een geringe daad doet, zoals het geven van een beker koud water, zal eveneens het loon ontvangen van hem, die een profeet of rechtvaardige opneemt. En dat is: deelhebben aan God en zijn rijk. Zal men ook bij deze geringe daad in een continue spagaat zitten?

In de lezingen van vandaag horen we hoe men, binnen diverse contexten, in een spagaat kan komen te zitten. In de eerste lezing stelt de Sunammitische vrouw zich enerzijds gastvrij op tegenover Elisa, maar roept hem anderzijds ook ter verantwoording, iets wat - gezien de man-vrouw verhouding van die tijd - niet vanzelfsprekend was. En in het evangelie staat men voor het dilemma: mensen helpen die noch sociaal noch religieus een rol van betekenis spelen, of - wanneer men dit weigert - niet het loon ontvangen van hem die een profeet of rechtvaardige opneemt.

En wij? Hoe zit het met ons? Nu de Lock-down stapsgewijs minder streng wordt? De cafés en terrassen weer open zijn? De leerlingen min of meer weer naar scholen kunnen? En straks de deuren van de kerk weer open gaan? Zullen ook wij in een continue spagaat zitten? In een spagaat tussen gastvrijheid en handhaving? Het is een hele opgave, alsmede een hele uitdaging. En niet alleen voor het horecapersoneel en de kroegbazen … Of, gaan wij veeleer in die spanning staan, in de spanning tussen gastvrijheid en handhaving, … en proberen daar uit te houden …? Amen.

1e lezing: 2 Koningen 4, 8-11.14-16a;  2e lezing: Romeinen 6, 3-4.8-11;  evangelie: Mattheüs 10, 37-42.
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot zijn apostelen: ‘Wie vader of moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig; wie zoon of dochter meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig. En wie zijn kruis niet opneemt en Mij volgt, is Mij niet waardig. Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, en wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het vinden. Wie u opneemt, neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt Hem op die mij gezonden heeft. Wie een profeet opneemt, omdat het een profeet is, zal ook het loon van een profeet ontvangen; en wie een deugdzaam mens opneemt, omdat het een deugdzaam mens is, zal ook het loon van een deugdzame ontvangen. En wie een van deze kleinen al was het maar een beker koud water geeft, omdat hij mijn leerling is, voorwaar, Ik zeg u: Zijn loon zal hem zeker niet ontgaan.’