Veertig dagen na zijn verrijzenis gedenken wij - naar de woorden van Lukas – dat Jezus zijn leerlingen uitzendt om het Evangelie te verkondigen en dat Hij in een wolk omhoog wordt geheven. Deze veertig dagen hadden de apostelen nodig om het Pasen van hun Heer in zijn volheid te kunnen beseffen. Veertig dagen zijn ook ons gegund om dit nieuw aspect van Jezus’ Pasen te vieren dat Hij met name door zijn Vader verheven wordt tot Heer en Albeheerser Om de rijkdom van dit paasgebeuren met een gelovig hart te kunnen vatten gebruikt Lukas enkele mooie Bijbelse begrippen.
Jezus leidt zijn leerlingen naar de Olijfberg, enkele kilometers buiten Jeruzalem. Dat ia de plaats waar Hij geregeld ’s nachts komt om er zich in alle stilte terug te trekken in de aanwezigheid van zijn Vader. De berg waar Hij net vóór zijn gevangenneming tot God smeekte om de kelk aan Hem voorbij te laten gaan. Op die bijzondere plaats neemt Hij afscheid van zijn leerlingen en wordt Hij door een wolk aan hun zicht ontnomen. Geen gewone wolk. Het is de Sjechina van God, Dat was Gods zichtbare aanwezigheid overdag in een wolkkolom tijdens de uittocht van Israël uit Egypte.
De Sjechina gaf de aanwezigheid van God extra gewicht door haar indrukwekkende verschijning.
Later, toen het volk ongehoorzaam werd, verplaatste de wolk zich naar de Olijfberg, aan het oosten van de stad Jeruzalem. De berg waarop de heerlijkheid van God tot rust kwam. Dé reden ook waarom Jezus zo vaak op deze berg toeft om er te bidden. Daar verkeert Hij op een bijzondere wijze in de tegenwoordigheid van Zijn Vader. Het is dan ook zo dat de discipelen in deze wolk Gods aanwezigheid zien. En ‘Zien’ betekent hier dat zij geloven dat Jezus nu in de heerlijkheid van God de Vader leeft. Paulus zal dit later aldus aan de Filippenzen verkondigen: “Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God […] Hij is als mens verschenen en heeft zich vernederd tot de dood. Daarom heeft God Hen hoog verheven met een naam die boven alle namen is […]: Jezus Christus is de Heer! (Filip 2, 6.7b.8b.9. 11b) .
Vanuit Gods aanwezigheid gaat Jezus nu deze aanwezigheid binnen. Jezus is in de hemel, in de heerlijkheid van zijn Vader. Jezus is heengegaan. Zijn volgelingen worden uitgenodigd om niet te blijven staren naar de hemel maar terug te keren naar Galilea, naar het gewone alledaagse leven, waar ze Jezus zijn gevolgd. om in de Geest die Hem bezielde nu verder te gaan. Het zou dan ook een grote misvatting zijn te denken dat Hij nu ver weg van ons vandaan is want die hemel is veel dichterbij dan wij denken. Hij is net zo dichtbij als de wereld waarin wij dagelijks leven.
‘Wat is de hemel?’ vroeg iemand zich af. De hemel? Dat is de plaats waar God woont. Een bekend antwoord dat iedereen kent. ‘Maar …. Waar woont God?’, was de volgende vraag. God woont dáár waar gerechtigheid geschiedt waar mensen zorg dragen voor elkaar en voor de aarde, in solidaire liefde voor de zwaksten onder hen. En toen werd het stil.
1e
lezing: Hand. 1, 1-11; 2e lezing: Hebreeën 9, 24-28; 10, 19-23; evangelie: Lucas 24, 46-53
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Zo staat er geschreven: dat de Christus moest lijden en op de derde dag verrijzen uit de doden en dat in zijn naam bekering tot vergiffenis van de zonden gepredikt moet worden onder alle volken, te beginnen met Jeruzalem. Gij zijt getuigen hiervan Daarom zend Ik tot u wat door mijn Vader beloofd is; blijft dus in de stad, totdat gij uit den hoge met kracht zult zijn toegerust. Nu leidde Hij hen naar buiten tot bij Bethanië, hief de handen omhoog en zegende hen. En terwijl Hij hen zegende, verwijderde Hij zich van hen en werd ten hemel opgenomen. Zij aanbaden Hem en keerden met grote blijdschap naar Jeruzalem terug. Zij hielden zich voortdurend op in de tempel en verheerlijkten God.