Preek van 4 maart 2018

Preek van 4 maart 2018

Hoe ziet uw God eruit, broeders en zusters? Is dat een onzichtbare, ongrijpbare God, hoog verheven in der heiligen raad? Of misschien het grote Niets? Of een God van orde en harmonie, die ons zijn geboden heeft nagelaten om ze trouw te volbrengen? Of veeleer een God van liefde, die altijd weer barmhartig is?
Ik vraag het omdat de eerste lezing nogal pertinent zegt: “Gij zult geen andere goden hebben ten koste van mij.” Wij allen hier tezamen geloven in God, maar het gevaar is zeer reëel dat wij onze eigen god maken, dat wil zeggen: dat wij Hem neerhalen naar onze maat, naar onze idealen, naar ons eigen kleine ik. “Gij zult geen andere goden hebben ten koste van mij.” God niet neerhalen, dat houdt het eerste gebod eigenlijk in. Laat Hem zijn wie Hij is, en laten we ons over Hem verwonderen en ons door Hem laten kneden.
Maar ja, dat kneden doet pijn, veel pijn. Het snijdt in onze ziel, omdat een van onze basisinstincten zelfbehoud is. En gestuurd worden in een andere richting dan we hadden gepland, dat kan heel veel pijn doen. De duivenhandelaars in de tempel zullen best wel emotioneel gereageerd hebben toen Jezus hun tafels omver gooide. In de lezing staat Jezus in het middelpunt; over de gevoelens van de getroffenen komen we niets te weten. Toch intrigeert mij dat. Zij moeten immers leven van hun beroep, en de tempel was nu eenmaal, zeker in die tijd, een plaats waar veel mensen verzamelden, dus zij hadden dat goed bekeken: in de tempel, onder Gods oog, zorgen zij voor hun eigen en meteen ook elkaars welzijn. Het moet bijzonder kwetsend en wraakroepend zijn geweest, toen Jezus zomaar hun plannen doorkruiste. Hun dagelijks brood staat op het spel.
Het doet dus best wel vreemd aan dat Johannes daar niets over zegt. De auteur doet dit om Jezus’ actie zo krachtig mogelijk te maken. ‘Weg met dit alles!’, roept Hij uit, ‘Tabula rasa’. Schone lei. Opruimen die boel. Het is een echte wervelwind die door de tempel waait. Niet bepaald het zachte briesje dat Elia hoorde. Hier is pure woede.
Woede heeft veel te maken met dwaasheid. Paulus zegt het zo raak in de tweede lezing: “De dwaasheid van God is wijzer dan de mensen.” Wat heeft dwaasheid met woede te maken, zal u vragen? Wanneer ik woedend word, dan denk ik niet meer rationeel. Ik denk niet meer na over de gevolgen of de omgeving of de reacties. Ik zet mijn eigenwaarde in feite op het spel. Het kan me niets meer schelen. Dat is eigenlijk dwaas, maar – gesteld dat je een punt hebt – wel zeer efficiënt. Soms moet een mens door barrières van conventies en gewoontes heen breken dankzij woede om iets te realiseren.
Ook een vriendelijke glimlach of een beleefd knikje kan een gewoonte zijn die door een woede-uitbarsting van een medebroeder, vriend of familielid maar beter doorbroken wordt. Of misschien doorbreek je het zelf! Bijvoorbeeld wanneer iemand jou ergert en je eigenlijk dankbaar mag zijn dat je dankzij een woede-uitbarsting genezen wordt van een al te uiterlijk gedrag dat niet meer gedragen werd door een innerlijk geloof.
Opruimen die boel. Jezus schiet in Gods dwaasheid die de mensen beschaamd doet staan. De tempel kan staan voor ons innerlijk, ons lichaam. Dat suggereert Johannes ook door het vervolg: “Breek deze tempel – mijn lichaam – af, en ik zal hem in drie dagen doen herrijzen.” Deze veertigdagentijd nodigt uit tot een grote schoonmaak in ons innerlijk. Traditioneel doen we dat aan de hand van vasten, dat wil zeggen het schoonmaken van ons innerlijk lichaam. Dat zorgt meteen ook voor geestelijke schoonmaak: “Hoe sta ik ervoor? Hoe staat het met mijn gebedsleven? Hoe eerlijk ben ik in mijn doen en laten? Waar straal ik liefde uit en hoe kan ik daar nog in groeien?” Het zijn zinnige vragen voor deze tijd.
Zinnig voor juist déze tijd, omdat ook de natuur zichzelf nu vernieuwt. De winter is een tijd van herbronning, vernieuwing, en de lente is de tijd dat die vernieuwing als bij wonder zichtbaar wordt in nieuw leven. Met onze vasten bereiden we ons dus, samen met de natuur waar wij deel van uitmaken, voor op dat nieuwe leven, dat nieuwe begin.
Ik had vroeger een hekel aan poetsen. Mijn moeder kan ervan getuigen. Ik heb het poetsen geleerd door er het geestelijk voordeel van in te zien. Door je omgeving ordelijk te houden, houd je ook jezelf op orde. Ook dat houdt Jezus ons vandaag voor, dierbaren. Jezus houdt vandaag poetsles! Een heel zinnige les. Dwaasheid misschien, maar op de keper beschouwd zeer zinnig.
De dwaze driestheid van Jezus kwam recht uit zijn onderbuik en was ingegeven door zijn unieke liefde voor God. Maar ze zou Hem duur komen te staan. De farizeeën en schriftgeleerden hielden ook van opruimen en schoonmaken, maar dat kwam niet uit hun onderbuik. Zij wilden alles houden zoals het was, omdat ze de Schrift op die manier verstonden. En Jezus stond in de weg. Opruimen dus, die lastpak. Maar dat was berekening, geen geloof. Ze sloegen Hem aan het kruis, want: “Het is beter dat één mens sterft voor het volk dan dat het hele volk verloren gaat.” Zij dachten op die manier de tempel schoon te houden. Rein. Maar dat heeft niets met reinheid te maken, want er kleeft bloed aan hun handen.
Wanneer wij dus, broeders en zusters, ons innerlijk willen zuiveren in deze tijd van vasten en herbezinning, laten we dan vooral de juiste God voor ogen hebben. Niet onze eigen bedachte god, maar de God van Jezus Christus, die een en al liefde was voor zijn Vader en voor ons. Laten we de God van de liefde beluisteren in ons hart, en laten we vooral zijn dwaasheid af en toe maar eens goed uitvieren. Het zou verbazend nieuw leven kunnen geven. Misschien doen we elkaar op die manier wel verrijzen.

1e lezing: Exodus 20, 1-17; 2 lezing: 1Kor. 1, 22-25; evangelie: Johannes 2, 13-25
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen het paasfeest der Joden nabij was, ging Jezus op naar Jeruzalem. In de tempel trof Hij de verkopers van runderen, schapen en duiven aan en ook de geldwisselaars, die daar zaten. Hij maakte een gesel, dreef ze allemaal uit de tempel, ook de schapen en de runderen; het kleingeld van de wisselaars veegde Hij van de tafels en wierp die omver. En tot de duivenhandelaars zei Hij: ‘Weg met dit alles! Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal! Zijn leerlingen herinnerden zich dat er geschreven staat: De ijver voor Uw huis zal mij verteren. De Joden richtten zich tot Hem met de woorden: ‘Wat voor teken kunt Gij ons laten zien, dat Gij dit doen moogt?’ Waarop Jezus hun antwoordde: ‘Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.’ Maar de Joden merkten op: ‘Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd; zult Gij hem dan in drie dagen doen herrijzen?’ Jezus echter sprak over de tempel van zijn lichaam. Toen Hij dan ook verrezen was uit de doden, herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had, en geloof den in de Schrift en in het woord dat Jezus gesproken had. Terwijl Hij bij gelegenheid van het paasfeest in Jeruzalem was, begonnen er velen zijn in Naam te geloven bij het zien van de tekenen die Hij deed. Maar Jezus van zijn kant had geen vertrouwen in hen, omdat Hij allen kende. Hij wist wat er in de mens stak en daarom was het niet nodig dat iemand Hem over de mens inlichtte.