Preek van 5 januari 2025

Preek van 5 januari 2025

Openbaring van de Heer

“Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen dat grote vreugde betekent voor heel het volk. Dat zei de engel in de Kerstnacht tegen de herders.” Met deze woorden begon koning Willem-Alexander zijn kersttoespraak, en hij vervolgde: “Goed nieuws voor héél het volk. Het Kerstfeest sluit niemand uit. Iedereen is welkom en hoort erbij. Ook u. Ook jij. Gods Zoon komt in een gebroken wereld en brengt ons vrede. Wie naar de vele breuklijnen in onze wereld kijkt, kan intens naar die vrede verlangen. Wat zijn we er momenteel ver vanaf! De spanningen zijn voelbaar, internationaal en in eigen land. En dat maakt ons rusteloos.” Dit zijn herkenbare woorden, maar geldt dat ook voor de lezingen van vandaag?

“Sta op, laat het licht u beschijnen, Jeruzalem”, hoorden wij zojuist in de eerste lezing, “want de zon gaat over u op en de glorie van de Heer begint over u te schijnen.”

Het is donker in Israël. De zon van recht en gerechtigheid schijnt niet meer over de samenleving. Maar dan vindt er een kentering plaats, een ommekeer. Boven de stad Jeruzalem laat God de zon van barmhartigheid en gerechtigheid weer opgaan. Zijn licht, zijn heerlijkheid, laat hij over hen stralen. Hij wil weer opnieuw onder de mensen wonen. God wil weer onder zijn volk leven, en belooft hen voorspoed.

Nadrukkelijk wordt hier verwoordt dat deze belofte alle volkeren omvat, dus universeel is. En toch moet het in Israël verwezenlijkte recht, de andere volkeren tot voorbeeld zijn. Niet omdat Israël beter is dan de andere volkeren, maar omdat Gods’ barmhartigheid en rechtvaardigheid maatstaf is voor alles en iedereen. En dit moet in het gedrag, in het doen en laten van zijn volk zichtbaar worden. Maar vooraleer dit kan geschieden, moet men zich eerst bekeren: de oude weg verlaten, en Gods weg inslaan. Eenvoudig zal het niet zijn. Moet men ook hier niet bang zijn, omdat goed nieuws is gebracht dat grote vreugde betekent voor heel het volk?

“Zo immers staat er geschreven bij de profeet”, aldus het evangelie, “en gij Bethlehem, landstreek van Juda, gij zijt volstrekt niet de geringste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman tevoorschijn treden, die herder zal zijn over mijn volk Israël.”

Er komen wijzen aan: magiërs, astrologen uit Babylonië, het Tweestromenland. Bezitters van een bijzondere kennis, speciaal met betrekking tot de loop der sterren, en zijn consequenties voor het wereldgebeuren. Een ster hebben de wijzen in het oosten gezien - een koningster - en trekken nu op naar Jeruzalem, de koningsstad. De stad waar de beruchte en door de joden gehate koning Herodes leeft en regeert. Het nieuws over de geboorte van het voorspelde koningskind heeft Herodes ‘ontsteld’. Uit angst dat ze hem van de troon zouden stoten, had hij twee van zijn zonen ter dood gebracht, en nu staat hij op het punt om ook zijn oudste te laten executeren.

De vraag van de wijzen roept bij Herodes meer wakker dan alleen het spookbeeld van een politieke rivaal. In zijn vraag aan de hogepriesters en Schriftgeleerden, vraagt hij niet zozeer naar de geboorteplaats van de ‘koning der joden’, maar veeleer naar die van de Christus, de Messias. In hun antwoord reiken de godsdienstige leiders Herodes meer informatie aan, dan hij van hen had gevraagd. Met het mengcitaat uit het Oude Testament brengen zij naar voren dat Bethlehem, de stad van David, een rivaliserende positie zal innemen ten opzicht van het religieuze en politieke centrum Jeruzalem. Ook geven zij een beschrijving van de toekomstige heilsfiguur, namelijk: een leider die herder zal zijn over Israël, het volk van God, zoals David dat ook was geweest.

Stad en geboorteplaats zijn gevonden. De wijzen, die in het geheim bij Herodes zijn ontboden, gaan meteen op weg. Op weg naar het pasgeboren kind, de pasgeboren heilsfiguur. Zijn ook zij niet bang, omdat - ondanks alles - goed nieuws is gebracht dat grote vreugde betekent voor alle volkeren?

En wij? Hoe zit het met ons? “Wat zijn je angsten? Wat zijn je dromen?”, aldus de koning in zijn kersttoespraak. “Onze antwoorden daarop lopen niet zoveel uiteen. Zodra we elkaars pijn en elkaars verlangen zien, ontstaat ruimte voor begrip. En begrip zorgt voor verbinding. Laten we bij alle verschillen van mening ook op zoek gaan naar het menselijke dat ons samenbrengt.”

Dit zien we ook in de lezingen van vandaag. In de eerste lezing roept Jesaja Jeruzalem op om Gods’ barmhartigheid en rechtvaardigheid in gedrag, in doen en laten, zichtbaar te maken. En in het evangelie zal de nieuwe heilsfiguur geen tiran zijn, maar veeleer een herder over het volk van God. Net zoals koning David dat ook was geweest.

Natuurlijk, aldus onze koning, “we hoeven elkaars overtuigingen en opvattingen niet te delen. Als we ons maar realiseren dat anderen, net als wij, mensen zijn van vlees en bloed. Met herkenbare emoties.” Wanneer we dit ter harte nemen en in de praktijk proberen te brengen, brengen wij dan niet - stap voor stap - een mooiere samenleving een klein beetje dichterbij? Niet alleen voor ons, maar voor iedereen, voor héél het volk, niemand uitgezonderd? Amen.

1e lezing: Jesaja 60, 1-6; 2e lezing: Efeziërs 3, 2-3a.5-6; evangelie: Mattheüs 2, 1-12.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen Jezus geboren was in Betlehem in Judea, ten tijde van koning Herodes, kwamen er uit het Oosten Wijzen in Jeruzalem aan. Ze vroegen: `Waar is de pasgeboren koning van de Joden? Want wij hebben zijn ster zien opkomen en wij zijn gekomen om Hem te huldigen.' Toen koning Herodes hiervan hoorde, schrok hij, en heel Jeruzalem met hem. Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen en wilde van hen weten waar de Messias geboren zou worden. Ze zeiden hem: `In Betlehem in Judea. Want zo staat het geschreven bij de profeet: Betlehem , land van Juda, u bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leider voortkomen, die herder zal zijn van mijn volk Israël. 'Toen riep Herodes de magiërs in stilte bij zich en vroeg nauwkeurig naar de tijd waarop de ster verschenen was. Hij stuurde hen naar Betlehem met de woorden: `Ga een nauwkeurig onderzoek instellen naar het kind. Wanneer u het gevonden hebt, laat het mij dan weten; dan kan ook ik het gaan huldigen.' Toen ze de koning aanhoord hadden, gingen ze weg. Opeens ging de ster die ze hadden zien opkomen voor hen uit, tot ze bleef staan boven de plaats waar het kind was. Toen ze de ster zagen, werden ze met buitengewoon grote vreugde vervuld. Ze gingen het huis binnen en zagen het kind met zijn moeder Maria. Ze vielen op hun knieën en huldigden het. Ze haalden hun schatten tevoorschijn en gaven Hem goud, wierook en mirre als geschenk. En omdat ze in een droom gewaarschuwd waren om niet naar Herodes terug te keren, namen ze de wijk en gingen ze langs een andere weg naar hun land terug.