Preek van 6 december 2020

Preek van 6 december 2020

Broeders en zusters, er klinken in onze samenleving veel stemmen en ook in ons eigen leven kan dat het geval zijn. Op zich is veelstemmigheid een verrijking maar dan moet het wel om een meerstemmigheid gaan waarbij de verschillende stemmen in respect en eerbied op elkaar zijn afgestemd – ieder met zijn eigen ruimte en kleur. Wanneer de stem van een minderheid echter onderdrukt wordt, of het tegengeluid bewust chaos teweeg brengt, is veelstemmigheid echter een probleem.

In de lezingen van deze tweede zondag van de Advent klinken er ook allerlei stemmen, maar uiteindelijk gaat het om die ene stem. Het doet ons de vraag stellen:  ‘Op welke stem stem ik mijn leven af?’ ‘Naar welke stem luister ik?’ ‘Welke stem is bepalend in mijn leven?’

Temidden van al die stemmen klinkt vandaag bij de profeet Jesaja de stem van God zelf. Deze goddelijke stem laat het geluid horen van troost, redding, bemoediging en vergeving. Wie zo niet naar zo’n stem willen luisteren? Toch zou het nog eeuwen duren, voordat het begin van die blijde boodschap werkelijkheid werd in Jezus Christus, de zoon van God. Hij is de vleesgeworden stem van God die troost, redding, bemoediging en vergeving bracht.

Eeuwen waren nodig om die andere stem bij Jesaja te laten doorklinken: “Baan de Heer een weg in de steppe, effen voor onze God een heerbaan in de woestijn.” Deze wegen door ondoordringbare gebieden moesten alle oneffenheden vlak maken, van hoge bergen tot diepe rotskloven. Wil je de stem van God horen, dan zul je er wat voor moeten doen! Die stem van de Heer – brenger van troost, redding, bemoediging en vergeving -  lijkt overweldigend en groots. Hij wordt zelfs vooruitgegaan door een heraut, een vreugdebode, een vreugdegezant die zijn stem krachtig verheft. Hij roept: “Uw God is op komst!” Hij komt met kracht, heerschappij en beloning. Alsof Jesaja aanvoelt dat hij die stem niet goed gehoord of begrepen heeft, laat hij onmiddellijk zachtere beelden volgen: “Als een herder zal God zijn schapen weiden, in zijn armen samenbrengen, de lammeren dragen tegen zijn boezem, de schapen met zachte hand geleiden.”

Gods stem verstaan is niet alleen iets van lange adem, maar is ook niet altijd even duidelijk hoorbaar. In het evangelie horen we de stem van Johannes de Doper, de voorloper en wegbereider van Jezus, de Stem van de Vader. Hij heeft goed naar Jesaja geluisterd. Zijn uiterlijk is indrukwekkend en enigszins afschrikwekkend en zijn voedsel is moeilijk te verteren, maar zijn stem klinkt zacht: “Na mij komt die sterker is dan ik, en ik ben niet waardig mij te bukken en de riem van zijn sandalen los te maken.” Johannes de Doper, de bode van een God die sterk is als een leeuw en zacht als een lam. Wat een begin van die blijde boodschap van Jezus Christus. Het gaat Hem niet om macht, om pracht en praal, om kracht maar echt om troost voor ons die zich verdrukt voelen. Het gaat Hem wel om moed voor ons die moedeloos zijn, om redding voor ons die zich verloren voelen; om vergeving voor ons die onder allerlei lasten gebukt gaan.

In onze maatschappij van vandaag schreeuwen vele stemmen om aandacht. Narcistische politieke leiders schreeuwen het hardst om de macht. Wapens, geweld en onderdrukking schreeuwen nog steeds om de sterkste en de krachtigste te zijn. Seks, geld en goed, economie zijn stemmen die ons zogenaamd troost proberen aan te smeren. Tussen al die stemmen vraagt het van ons om geduldig en waakzaam te luisteren naar de stem van God, die wel sterk is maar toch altijd meer weg heeft van een zacht briesje. Soms hoop je als gelovige, zeker in deze moeilijke tijden, op een sterker en krachtiger stem van God. Maar het begin van de blijde boodschap is als we de stem van de Herder mogen horen in die kleine dagelijkse gebaren van menselijke goedheid. Daar waar mensen de ander, namens God, weten te weiden, in hun armen weten samen te brengen, tegen hun boezem weten te dragen om elkaar met zachte hand te geleiden. Ja, dan verschijnt de glorie van de Heer. Dan begint de blijde boodschap!

1e lezing: Jesaja 40, 1-5. 9-11; 2e lezing: 2Petrus 3, 8-14; evangelie Marcus 1, 1-8
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978
Begin van de Blijde Boodschap van Jezus Christus, de Zoon van God. Zoals er geschreven staat bij de profeet Jesaja: Zie, ik zend mijn bode voor u uit, die voor u de weg zal banen; een stem van iemand die roept in de woestijn: ‘Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht’ , trad Johannes op in de woestijn en doopte; hij preekte een doopsel van bekering tot vergiffenis van zonden. Heel de landstreek Judea en alle inwoners van Jeruzalem trokken naar hem uit en lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl zij hun zonden beleden. Johannes ging gekleed in kameelhaar met een leren gordel om zijn lendenen; hij at sprinkhanen en wilde honing. Hij predikte: ‘Na mij komt die sterker is dan ik, en ik ben niet waardig te bukken en de riem van zijn sandalen los te maken. Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de heilige Geest.’