Preek van 8 maart 2020

Preek van 8 maart 2020

Broeders en zusters, we vergeten het maar al te vaak! De christenen worden genoemd: aanhangers van de weg! Wij willen niet alleen de weg volgen die Jezus gegaan is, maar op het pad van het leven volgen wij Jezus. Paus Franciscus roept de jongeren dan ook voortdurend op om van de bank te komen en de weg van Jezus te gaan en op tocht te gaan met Jezus. Deze oproep geldt natuurlijk ook voor minder jonge mensen: ‘Kom van die bank af! Kom in beweging!’
In de eerste lezing ontmoeten we vandaag Abram. Hij is zo iemand die van de bank is gekomen en op tocht is gegaan. Volgens het verhaal voelde Abram zich niet meer thuis in het land waar hij woonde. Zijn landgenoten, ja, zelfs zijn familie lieten zich leiden door de goden van macht, geld, bezit en eigen gewin. Dat was voor hem geen leven. Hij wilde weg naar een land dat de ene God hem zou aanwijzen. Een land waar andere normen en waarden heersten. Een land waarin de liefde tot God en de naaste centraal zouden staan. Hij wilde een zegen zijn voor anderen en niet enkel voor zichzelf. Daarom stond Abram op en vertrok!
De weg naar dat nieuwe land was voor Abram geen gemakkelijke weg. Tien grote beproevingen vielen hem te deel, waarvan het offer van zijn enige zoon, Isaac, wellicht de grootste beproeving was. Abram droeg zijn deel van het lijden voor het evangelie, de blijde boodschap van het land dat God hem had aangewezen.
Eenmaal in het land dat God hem had aangewezen, werd Abraham een gezegend mens voor God en voor zijn naasten. Op de berg sprak hij met God en pleitte voor de mensheid zoals nog nooit iemand gedaan had. Ondanks zijn voorspoed bleef Abraham in beweging en trok hij voortdurend verder. Nu niet meer met het nieuwe land als doel voor ogen, maar met het nieuwe land in zijn rug en onder zijn voeten.
Het evangelie van de Gedaanteverandering laat ons diezelfde beweging zien. Als leerlingen van Jezus gaan wij met Hem op weg, de berg op. We laten alles achter om Hem te volgen. Geen gemakkelijke weg, bergop. Ook wij dragen ons deel in het lijden voor het evangelie. Toch houden we vol, omdat ons het licht van de ontmoeting met God tegemoet straalt. Te midden van alle duisternis voelen we iets van het licht dat ons tegemoet komt. Eenmaal op de top mogen we het stralende licht van Jezus en daarmee van Gods aanwezigheid in ons leven ervaren. Toch is dat geen eindpunt, hoe goed die ervaring ook mag zijn. We moeten verder. Nu als nieuwe mensen, aangeraakt door Jezus en zelf licht geworden. We moeten verder de gewone wereld in om iets van dat licht te brengen.
Broeders en zusters, de lezingen van deze zondag helpen ons om na te denken over onze eigen tocht door het leven. Is Jezus inderdaad het stralende licht in ons leven? Het kan inderdaad soms heel duister zijn in een mensenleven, maar ook in onze samenleving. Zien wij dan in die duisternis het licht van Jezus, het Paaslicht, reeds onder de kier van de deur schijnen? Gaan wij op dat licht af? Of blijven wij in de duisternis van ons leven zitten? Als wij eenmaal dat licht ervaren hebben, dan zullen wij ons omkeren en met het licht van Jezus in de rug terug kunnen gaan het duister van ons leven tegemoet. We mogen opstaan en hoeven niet meer bang te zijn. Hij is dan als een licht op ons pad.
In de geschriften van broeder Christian, prior van Tibhirine, las ik het volgende gesprek tussen hem en een moslim. “Ik wil graag met jou over het kruis spreken. Welk kruis? Dat van de voorkant, dat van de achterkant of dat van bovenaf gezien? Het kruis van voren is de gekruisigde die velen tot zich trekt. Het kruis van achteren is het kruis, dat zijn schaduw op mij werpt vanwege de zon van Pasen die achter het kruis is opgekomen. Het is het kruis als leven gevend teken. Laten we maar zwijgen over het kruis van boven, want dat is het kruis als een zwaard waarmee zoveel oorlog gevoerd is, het teken van duisternis.
Zo gaan we op weg naar Pasen - 40 dagen op weg - getrokken door het licht van Pasen dat al schijnt in de duisternis. Zo vieren wij straks Pasen in het volle en stralende licht dat ons nieuwe mensen zal maken. Zo trekken we dan verder 50 dagen lang met de zon van Pasen in onze rug om zelf licht te zijn, tot zegen te zijn voor anderen. Wat is het mooi om aanhangers van deze weg te zijn!

1e lezing: Genesis 12, 1-4a; 2e lezing: 2Tim. 1, 8b-10; evangelie: Matteüs 17, 1-9
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee en bracht hen boven op een hoge berg, waar zij alleen waren. Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd: zijn gelaat begon te stralen als de zon en zijn kleed werd glanzend als het licht. Opeens verschenen hun Mozes en Elia, die zich met Hem onderhielden. Petrus nam het woord en zei tot Jezus: ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als Gij wilt zal ik hier drie tenten opslaan, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.’ Nog had hij niet uitgesproken of een lichtende wolk overschaduwde hen en uit die wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn behagen heb gesteld; luistert naar Hem.’ Op het horen daarvan wierpen de leerlingen zich ter aarde neer, aangegrepen door een hevige vrees. Maar Jezus kwam naar hen toe, raakte hen aan en zei: ‘Staat op en weest niet bang.’ Toen zij hun ogen opsloegen zagen zij niemand meer dan alleen Jezus. Onder het afdalen van de berg gelastte Jezus hun: ‘Spreekt met niemand over wat ge hebt aanschouwd, voordat de Mensenzoon uit de doden is opgestaan.